elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: koninklijk

koninklijk , keunenkliek , [bijvoeglijk naamwoord] , koninklijk, en zo tal van samenstellingen
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
koninklijk , keuniklik , keuniklikker, keuniklikste , koninklijk.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
koninklijk , koniklijk , koninklijk
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
koninklijk , keuninklik , koninklik , bijvoeglijk naamwoord , 1. koninklijk 2. vanwege het rijk 3. in verband met de koningin van een bijenvolk
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
koninklijk , kuueninklik , koninklijk , De Kuueninklike = de Koninklijke Harmonie
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
koninklijk , keuninklik , keuninklike , koninklijk
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal