Woord: koel
koel , kö̂le , bijvoeglijk naamwoord
, koel. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
koel , keul , kool
, koel. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
koel , koul , [bijvoeglijk naamwoord]
, koel. Koulbak, in de smederij. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
koel , kuil
, kuilder, kuilste , koel. Kuil beier brink wermpde: koel bier verhit de gemoederen. Mei kuil en naat, völt de sjuur en ouch ’t vaat: een koele en natte mei belooft een rijke oogst. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
koel , kollus
, licht gekleed. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
koel , koel , bijvoeglijk naamwoord
, koel Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
koel , koel , bijvoeglijk naamwoord
, 1. koel, verkoelend: vrij koud, van de buitentemperatuur, van het weer, van dranken 2. kuil Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
koel , keul , bijvoeglijk naamwoord
, keulder, 't keulste , koel , VB: Oüch op 'nne hèite zoëmerdäog ês 't ién de mélgerloëker heerlik keul. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
koel , keul
, keul(d)er, keulst , koel , Eine keule windj. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
koel , keul , bijvoeglijk naamwoord
, keule , koel Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
koel , keul , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, koel Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
koel , kaol
, kaoler – kaols , koel Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |