Woord: joekel
joekel , joekel , [zelfstandig naamwoord]
, hond. , Winschoter Bargoens Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
joekel , joekel , mannelijk
, kanjer [Oef]; magere slecht onderhouden hond (barg.) Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
joekel , joekel , zelfstandig naamwoord
, Iets dat groot of grof in zijn soort is. Vgl. Bargoens joekel = hond. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
joekel , joekel
, iets hiël groëts. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
joekel , joekel
, een groot iets. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
joekel , joekel , joekerd, joegel, joggel , 0
, joekels , Ook joekerd (Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, zuid), joegel (Zuidoost-Drents zandgebied), joggel (Zuidoost-Drents zandgebied) = groot exemplaar Een joekel van een vis (Geb), Een joekel van een vrouwe (Flu), Wat een starke joekel een sterke man (Bov), Wat een grote joggel dik, groot persoon (Sle), Zo’n joekerd van een paole steet stevig (Hijk), zie ook joepster Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
joekel , joekkel
, hond , Haauw't dieje joekkel vaast, vur’tie mén in m'n biin bét, wan’tie zie'ter lullek ût. Houd jij die hond vast, voor hij mij in mijn been bijt, want hij ziet er gevaarlijk uit. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
joekel , joekerd , joeker , zelfstandig naamwoord
, de; groot exemplaar, kanjer, joekel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
joekel , joekel , zelfstandig naamwoord
, groot exemplaar (Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
joekel , joerk
, neus (opvallende) Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |