elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: hesp

hesp , hepse , epse , vrouwelijk , [weinig gebruikelijk] ham.
Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents
hesp , hepse , epse , vrouwelijk , ham.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
hesp , hespĕ , dij van een varken.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
hesp , hups , mv. hupsen, been uit het achterbeen van een varken, als kluif in erwtensoep (geh. October 1900). Verg. hips, hespe, bij Van Schothorst 143.
Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen
hesp , häspen , hasp, hiel van een …, ham
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
hesp , hésp , heespe , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , héspe/hespe , eerste vorm Buitenijen, kerkdorpen rondom stadskerntweede vorm Nederweerts, Ospels; spek (buik-/rug-); hesp (Weerts (stadweerts)) ham, spek (buik-/rug-)
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
hesp , hieëske (bovenste deel) , varkenspoot
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal