elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: hanghout

hanghout , hankhôlt , onzijdig , hanghout (om matten te kloppen); hanghout bij varkensslacht. Vaak ’n houten ladder.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
hanghout , hânkhôlt , hôlt woaraan ut vaerke óppe liër hungt.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
hanghout , hangholt , 0 , (Zuidoost-Drents zandgebied) = balk, waaraan de haol hangt, z. ook hangpaol
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
hanghout , hanghout , hout om het geslacht varken aan te hangen. zie ook hangknuppel.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
hanghout , hangholt , hankholt , slachthout; hankholt (ald Veldes)
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal