Woord: grootmoeder
grootmoeder , grootmoe , grootmoeke
, zie: ootmoe. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
grootmoeder , gropmůrre , vrouwelijk
, grootmoeder. zie: oote Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
grootmoeder , grötmoet , vrouwelijk
, grootmoeder. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
grootmoeder , gròbmoeder , zelfstandig naamwoord
, Grootmoeder. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
grootmoeder , grootmooder , vrouwelijk
, grootmoodesj , grootmeuderke , grootmoeder. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
grootmoeder , grötmoder , grötmojer
, oma. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
grootmoeder , gròtmooder
, oma. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
grootmoeder , [oma] , gropmoo , grotmoo
, grootmoeder. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
grootmoeder , gropmoo
, grootmoeder. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
grootmoeder , grootmoe , grootmoi, grootmoeder, grootmoeke, groopmoe, gropm
, grootmoe’s , (Zuidwest-Drenthe, Veenkoloniën, Midden-Drenthe). Naast de var. als bij moe ook grootmoi (Zuidwest-Drenthe, noord, Midden-Drenthe), grootmoeder (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord), grootmoeke (Veenkoloniën), groopmoe (Zuidwest-Drenthe, zuid), gropmoe (Midden-Drenthe, po), gromoe (Zuidwest-Drenthe, zuid) = grootmoeder Mit gropmoe’s verjaordag haaw een bool anslag (Die) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
grootmoeder , gròtmoeder , grùtmoeder
, gróótmoeder. zie ook grùtje. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
grootmoeder , gropmo , gropmoe, grootmoer, gropmoor
, (Kampen) grootmoeder. Gunninks woordenlijst van 1908: grootmoer, Gunninks woordenlijst van 1908: gropmoor (Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
grootmoeder , gropmoer
, grootmoeder. Ik mage met Gropmoer mee. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
grootmoeder , grootmoeder , grootmoe, gromoeder, grootmoeke , zelfstandig naamwoord
, de; grootmoeder Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
grootmoeder , groetmôjjer , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, groetmôjjers , groetmujjerke , grootmoeder , groetmôjjer Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
grootmoeder , grötmoeder
, oma Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
grootmoeder , grötmoeder
, grootmoeder. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
grootmoeder , gropmoeder , gropmoe , zelfstandig naamwoord
, (verouderd), grootmoeder, oma. Zie ook: opoe, gropma (verouderd) en tegenwoordig: oma. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
grootmoeder , grótmoejer
, opoe, grootmoeder, oma Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
grootmoeder , [grootmoeder] , gropmoe , gropmoer, grotmoe, groepmoer
, grootmoeder; gropva, grotva, groevoar, grootvader. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
grootmoeder , groeatmoder , vrouwelijk
, grootmoeder, zie ook groeatje, gruuetje Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
grootmoeder , groeëtmoôder , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, groeëtmoôders , groeëtmeuderke , grootmoeder Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
grootmoeder , grutmoejer , zelfstandig naamwoord
, "grootmoeder; ""Och, grutmoeder,"" zee de jonge boerin... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’Oome Teun op collecte’; feuilleton in 3 afl. in de NTC 12-8-1939 –26-8-1939)" Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
grootmoeder , groeëtmaoder
, grootmoeder Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |