elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: gevreet

gevreet , gevreet , gevret , ruwe uitdrukking voor: grüt = eten als dat wat lang duurt: waʼs dat ʼn gevreet!
gevret, om ʼt rijm voor: gevreet, in: hij holt van ʼn kört gebed en ʼn lank gevret, Nederlandsch: hij houdt van een kort gebed en een lange braadworst. Holsteinsch heeft: kort gebedd een lange bratwust. Het Idiotikon haalt eene dergelijke aardigheid aan uit Koddige en ernstige opschriften, Amsterdamsch 1690.: Zes dingen zijn er die mij ʼt harte verblijden, Korte Predicatiën en lange maaltijden, enz. – Schertsend zegt de moeder tot haren kleinen lieveling: doe bist ʼn vrettert! of: olle vrettert!
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
gevreet , gevraet , mond. Recht in et gevraet kieke, flink in het gezicht zien.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
gevreet , gevreet , zelfstandig naamwoord onzijdig , doorlopend vreten.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
gevreet , gevret , zelfstandig naamwoord onzijdig , 1 het eten, in het rijmpje (schertsend): Hai hòlt van n kòrt gebed En van n laank gevret.; 2 n lekker gevretje = een lekker hapje. Ook gevrötje. || gevrötje
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
gevreet , gevrötje , zelfstandig naamwoord onzijdig , gevretje. , (Hogeland en Oldambt)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
gevreet , gevret , zelfstandig naamwoord, onzijdig , gevrette , gevretjen , tronie
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
gevreet , gevraets , mannelijk, vrouwelijk, onzijdig , vreterij van dieren; gulzig of onbehoorlijk veel eten door mensen; mond. Haut die gevraets: hou je mond. De luu sjuue mie gevraets en aete mie gesjiets: in het voedsel van de mens komt wel eens een muizekeutel voor.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
gevreet , gevrét , gezicht, gelaat (spotnaam).
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
gevreet , [snuit, aandoening van fruit] , gevrèèt , 1. wormstekige aandoening, b.v.: in fruit. 2. overvloedig en onmatig eten. 3. snuit, gelaat.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
gevreet , gevret , ongedierte.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
gevreet , gevrèèt , zelfstandig naamwoord , 1. het aanvreten door ongedierte. Der zit gevrèèt in die taofelpoot; 2. eetfestijn.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
gevreet , gevreet , 1. gezicht; 2. vraat, aantasting van vruchten.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
gevreet , [mond] , gevraet , onzijdig , mond, gezicht , Hae houwdje ’m recht in zie gevraet: hij sloeg hem recht in zijn gezicht.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
gevreet , gevraêt , gevraet , 1. het vreten 2. mond 3. gezicht (Duits: die Fresse – bek, muil, smoel, bakkes) zie ook bakkes, gelis, moel
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
gevreet , gevraet , smoel
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal