elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: gever

gever , gever , [zelfstandig naamwoord] , 1 gever; 2 melkgeefster. Dizze kou is mien beste gever.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
gever , gevers , zelfstandig naamwoord, meervoud , in de combinatie beste gevers, koeien die veel melk geven.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
gever , gever , 0 , gevers , gever De gever genöt ook van het geven van het presentien (Wsv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
gever , gaever , gever
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal