elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: framboos

framboos , bramboezems , frambozen
Bron: Boers, B. (1843), [Goerees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
framboos , bramboezems , frambozen
Bron: Boers, B. (1843), [Overflakkees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
framboos , framboos , [zelfstandig naamwoord] , Hofbraamboos (Rubus Idaeus).
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
framboos , frambóze , vrouwelijk , frambózen , framboos.
Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents
framboos , flambóze , vrouwelijk , flambózen , framboos.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
framboos , flambozen , in ’t Oldampt en Westerwolde ook: hennebeien = frambozen; oorspronkelijk eene soort van braambeziën in onze tuinen; flambozebōs = frambozestruik, de heester zelf; flambozebrandewien = brandewijn, getrokken op frambozen. Oostfriesch flambosen, hennebeën, Hoogduitsch Himbeeren, volgens v. Dale in sommige streken van ons land heiningbes. Oud-Hoogduitsch prâmperi, Middel-Hoogduitsch brâmbere, brâmber, Fransch framboise, waarvan het Nederlandsche framboos, en door wisseling van r en l flamboos. Zie ook: hennebeien.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
framboos , flambózen , Frambozen.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
framboos , flambózen , Frambozen.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
framboos  , flamboeës , framboos.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
framboos , frambooze , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , framboozn , frambuesken , framboos
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
framboos , framboos , vrouwelijk , frambooze , frambööske , framboos.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
framboos , framboze , framboos.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
framboos , framboos , framboze , frambozen , Ook framboze (Zuid-Drenthe, Veenkoloniën) = framboos, zowel vrucht als struik Wai hadden een stuk laand en daor zat een baarg frambozen om tou (Pei), Wij moet de framboos nog anbinden (Bor), Wilde frambozen (Rod), Tamme frambozen (Zwin), Frambozen op draank zetten (Eel), Frambozen op draank is een lekker borrelie (Row)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
framboos , flamboze , (Gunninks woordenlijst van 1908) framboos
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
framboos , flevwoos , flambwoos , zelfstandig naamwoord , framboos, Rubus idaeus.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
framboos , framboozn , frambozen.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
framboos , framboos , framboze, frambozem , zelfstandig naamwoord , de; framboos
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
framboos , framboze , zelfstandig naamwoord , frambeusien , framboos.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
framboos , flamboos , framboos.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
framboos , framboeas , vrouwelijk , framboeaze , frambuueske , framboos
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
framboos , flamboeës , framboeës , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , flamboeëze/framboeëze , flambuuëske/frambuuëske , framboos
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
framboos , framboeës , framboeëze , framboos
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal