Woord: etenswaar
etenswaar , aeteswaar , mannelijk
, eetwaar. Aetes en drénkes waar höl euver tröl: eten en drank waren er in overvloed. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
etenswaar , etbeware
, etenswaren. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
etenswaar , [levensmiddelen] , aeteswaar , vrouwelijk
, levensmiddelen Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
etenswaar , eeteswaor , zelfstandig naamwoord
, Henk van Rijen: etenswaar, levensmiddelen Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
etenswaar , aeteswaar
, etenswaar Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |