Woord: erven
erven , erfti?
, Erft hy? Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56. |
erven , èrven , zwak werkwoord
, erven. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
erven , arven , zwak werkwoord
, erven. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
erven , erven , sterk werkwood, transitief
, orf, geörven , Zie de wdbb. || Toe ome Klaas storf orven wij de staande klok, en Jan orf de boeier. Hij het meer as ’en ton geörven. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
erven , aarm , aarven , [werkwoord]
, 1 aarven = erven. Twij neven kinnen alles aarm; 2 nalaten. Moeke haar nòg meer as tiendoezend gullen te aarm = liet na. Ik heb niks te aarm, gezegde van een vrouw, als iemand met de stoel op haar rok zit. || aarven Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
erven , aarven
, erven Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
erven , urve , werkwoord
, Variant van erven. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
erven , erve
, erfde, haet geërf , erven. Wae zeelich wilt sjterve, leet de rėchde erve: wie zalig wil sterven, laat de rechthebbenden erven. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
erven , ärven
, erven. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
erven , arven , meervoud
, (Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) = de erven, erfgenamen De arven Withaor wilt alles verkopen (Ker), De kiender waren de arven (Nam), Dat is van de arven E. (Zdw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
erven , arven , aarven
, (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe). Ook aarven (Noord-Drenthe, Zuidwest Drenthe, noord) = erven Ik heb een mooi fluddie aarfd van mien oom uut Amerika (Wap), Daor was niet veul meer te arven bij die aolegies (Odo), Dat e zo goud muziek kan, hef e van zien va arfd (Bov) *Aj mar slag hebt van arven, zee Geert, doe zien buurman alles van zien meuie Jaantien e-arfd hadde (Hav); Lot is dood, Lot is dood / Liesken lig op starven / Gauwe Jan, gauwe Jan / Daor kun wie van arven (Nsch) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
erven , ärven , werkwoord
, erven Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
erven , aareve , werkwoord
, erven, aaref - orref - g’orreve. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
erven , ârvm
, erven (werkw.). In die femielie kunt ze allemaole zo bes met mekaere, mâr heb ze ok al is saemm eörvm? Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
erven , arven , aarven , meervoud
, erven, erfgenamen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
erven , arven , aarven , werkwoord
, erven Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
erven , urreve , orreve, erreve , werkwoord
, urref, urrefde, geurreve / orref, orrefde, georreve / erref, orref, georreve , erven Hij het toen van z’n vrouws kant geurreve en nooit meer gewerrekt Hij heeft toen van familie van zijn vrouw een erfenis gekregen en daarna heeft hij nooit meer gewerkt Ook erreve Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
erven , erve , zelfstandig naamwoord
, erfgenamen , erve VB: Ze hebbe ién alle gezêtte van 't laand adverténsies môtte zitte vuur de erve truk te veende. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
erven , erve , werkwoord
, oürf, geoürve óf erfde, ge-erf , erven , Zw: Dè good wêlt sjterve, môt réch laote erve. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
erven , aareve
, erven. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
erven , èèrve
, ùrf ,geùrve , erven Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
erven , êrve , werkwoord
, erftj, orf/ôrf/erfdje, ge-ôrve/ge-erfdj , erven Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
erven , èèreve , sterk werkwoord
, B èèreve - órf - geórve; ik èèref, gij/hij èèreft; Dirk Boutkan: èèreve - ieref - geòreve; Mandos, Brabantse Spreekwoorden: neering is gin èèreve (Kn'50) - alleen een zaak of winkel brengt de klandizie niet aan; wat de eigenaar doet, is ook belangrijk. Piet van Beers – ‘Rommelmèrt?’: ' n Koopere laamp, die ik ôot hèb ge-orve. (Spoeje doemmeniemer; 2009); WBD III.3.1:186 'erven' = erfenis; WBD III.3.1:187 'erven' = erfgenaam; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch - 1899 - GEORVEN: 3e hoofdvorm van 'erven'; geòrve; geërfd; Henk van Rijen – 'geòrreve'; Piet van Beers – ‘Laandhonger’: M'n schôônvadder ha wè bos en wè laand van Kees-omke's ge-orve. (With Love; 1982-1987); ierf; erfde; verleden tijd van èèreve; orf; verleden tijd van 'èèrve'; erfde Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
erven , erve
, orf – ge-orve , erven Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |