elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: Engeland

Engeland , Engeland , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Naam van een eilandje in de Poel bij Wormer; ook op de kaarten uit de 17de e. vermeld. || Engeland leit erg op de anslag van ’t water. Eefke Pools engeland in de Poel, Hs. (18de e.), archief v. Wormer. ‒ Ook onder Heiloo vindt men een stuk land van deze naam, Kaart v. d. Uytw. sl. 15. Op het Schermer-eiland ligt de Meenengsweers-polder, ald. 11. ‒ Engeland en enge( of enk) betekent grasland, weide, en komt in deze zin in de meeste Germ. talen voor; vgl. o.a. Mnl. Wdb. II, 655 en 657; HALBERTSMA 916. Waarschijnlijk was Engeland oorsporonkelijk een aan de gemeenschap (mient) behorende weide; vgl. de Meen-eng op het Schermer-eiland, en de volgende plaats uit een keur van Muiden (begin 16de e.): “Item niemand Paerden off Beesten inden Enghe te brenghen, off daer in te hoeden by vier stuyvers. Ende den Enghe alle ’t gheheele Iaer bevreet (omheind) te wesen ... Item dat niemandt oock op eenighen driesschen (gemene weide) mayen ofte ploegen en sal, by drie pont ... Item yemandt die bevonden worde, eenighe driessche ofte enghe gras (gras van de dries of enge) binnen zijn huys, schuyr ofte bedryve hebbende, al waerdt van zijn eyghen Enghe-landt (de door hem als lid der gemeenschap gebruikte weide) ghehaeldt, die verbeurde oock drie pondt,” Handb. v. Weesp 41b.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
Engeland , Engelaond , Engeland. Ook: naam van een stuk veengrond ten oosten van ’n grooten Superplus.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
Engeland , Engellaand , [toponiem] , streek bij Niekerk (Westerkwartier) Volgens Boekenoogen is enge of enk = grasland. Dit ook in Engewerd, de oude naam van Grijpskerk, doch dit laatste zal volgens Ds. Westendorp een schrijffout zijn in een akte van 1561. || Engewerd
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
Engeland , Ìngelaand , [toponiem] , 1 Engeland.; 2 streek bij Niekerk in ‘t Westerkwartier; lett. = grasland. || Engellaand
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
Engeland , Ingelaand , zelfstandig naamwoord , et; var. van Engelaand
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
Engeland , yngelaand , eigennaam , Engeland , yngelaand VB: Ich been nog noets op vekaansie ién yngelaand gewès, toch môt ich 'n goën.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
Engeland , Ingelandj , Engeland
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
Engeland , Ingelanjdj , Engeland
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
Engeland , Ingeland , Engeland
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal