elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: durf

durf , dùrf , dùrve , zelfstandig naamwoord , durf. Vol dùrf zitn, veel moed hebben
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
durf , dörf , zelfstandig naamwoord, mannelijk , - , - , durf
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
durf , dörf , durf
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal