Woord: direct
direct , direkt
, zoo aanstonds; ’t is direkt elf uur; de klok slacht direkt. Zeeland drekt. Zuid-Holland trek = aanstonds. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
direct , direk
, dadelijk. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
direct , tǝrek , ,
, onmiddellijk, direct; waarschijnlijk begrepen als te-rek; verscherpte vorm van direct. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
direct , direkt , [bijvoeglijk naamwoord]
, 1 dadelijk. ‘t Is direkt doan.; 2 vlak. Hai woont direkt bie ‘t Hooghoes. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
direct , drek , drekt
, direct, zometeen. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
direct , drek , drekt
, resp. voor dadelijk en direct Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer. |
direct , drek , bijwoord
, Dialectische variant van direct. | Dat komt drek wel. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
direct , deer
, jullie, gij, of: U. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
direct , drėk
, direct, dadelijk. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
direct , drek
, gow; daluk. Godde drek vare? / Jâ, ik vaar drek weg / Nae, ik vroag of ge drek got vare? / Jazeker já, ik vaar drek weg / Ma wát godde da vare? / Ik goj drek vare mitte drekskar nò de drekskoel, wettet nouw? Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
direct , direct , directe, derekt, drekt
, Ook directe (Zuidwest-Drenthe, zuid), derekt, drekt = 1. dadelijk Laow drekt mor even hengaon (Ruw), Doe most direct in hoes kommen (Nsch), Kom nou drekt an, wij wilt koffiedrinken (Sle) 2. vlak, direct Hij woont drekt bij de brogge vlak bij (Hgv), Hij stun der drekt bij (Eex), Ik heb mien land direct der an liggen er vlak naast (Klv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
direct , drèk , bijwoord
, meteen, direct. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
direct , drekt , dreks , bijwoord
, 1. heel gauw 2. onmiddellijk 3. zeer nabij, vlakbij Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
direct , direkt , bijwoord
, (all. bij nadruk gezegd) direct, onmiddellijk Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
direct , drek , bijwoord
, direct, meteen Ik kom drek Ik kom meteen Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
direct , drek , bijwoord
, direct Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
direct , drek
, direct , da doe’k drek wel = dat doe ik direct wel- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
direct , drek , derek
, direct, onmiddellijk. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
direct , drèk , bijwoord
, meteen (Eindhoven en Kempenland; Tilburg en Midden-Brabant; Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
direct , drek
, direct, aanstonds, onmiddellijk , Ich kóm drek. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
direct , drek
, 1. zo meteen, aanstonds ook dalik, zóbbedeîm 2. direct, onmiddellijk Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
direct , drek , bijwoord
, direct Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
direct , drèk , bijwoord
, direct, zo meteen; Cees Robben – Doe’w-nissels-vaast... Drek-trap-trop... (19580503); Audioregistratie 1978 - En dan moes et [vlees van het geslachte varken] drèk nòr de pestoor! Die, die aat er goed van, dieje kèèrel! Die vrêet ze wèl op, hè, hè, hè… daor koste meej gin wit spèk nòr toe! (Interview met Heikanters - Transcriptie door Hans Hessels); Interview met de heer De Kok (1978) – Jao, dè di hij! Hij ging meej sponze langs de deur… Hij, Jan… Jè, ik kan et ammel zo drèk meej de naom niemer noemen, hè.. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
direct , drek , direk
, meteen; direct; dadelijk; onmiddellijk Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |