elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: boek

boek , bok , bokke , Boek.
Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56.
boek , boek , "Vele woorden van het (onzijdig) geslacht worden hier door het grootste gedeelte van den volksstand en door de landlieden voornamelijk mannelijk gemaa
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
boek , [oorijzer] , boeken , worden, vooral in de omstreken van Dordrecht, genoemd de gouden of zilveren plaatjes, die de boerinnen aan de beide kanten van het voorhoofd, achter het spiraal vormig hoofdsiersel, dragen. In Noord-Holland heeten die boeken ook wel pooten. Zie de Taalgids, I, bl. 287.
Bron: Bisschop, W. (1862), ‘Het Dordsche taaleigen. Bijdrage tot de kennis der Hollandsche dialekten’, in: De Taalgids 4, 27-48.
boek , bôk , onzijdig , bö̂ke , boek.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
boek , olle bouk , zie: olle.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
boek , boek , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Ook een soort van haardschut, dienende om een stookplaats te verbergen. Het boek is een vierkant scherm met twee vleugels, die als een triptiek dichtgeslagen kunnen worden, en bestaat uit een geraamte van latten, met behangdoek overtrokken en behangpapier overplakt, terwijl zich in het voorscherm een deur bevindt, die met een landschap beschilderd is. Deze boeken zijn soms kostbaar; zij zullen wel aldus genoemd zijn, omdat zij als een boek worden toegeslagen. || Een boek om de haart f 3 : 10-, Hs. invent. (Wormer, a° 1767, prov. archief.) – Vgl. gaarboek. – Zie de samenst. bofboekje, kusteboodboekje.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
boek , book , boek.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
boek , bouk , onzijdig , böuker , böukien , boek
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
boek , t òl bouk , [zelfstandig naamwoord] , t òl bouk: de bijbel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
boek , bouk , zelfstandig naamwoord onzijdig , boek. ‘t Ol bouk, ‘t Grode bouk of kortweg ‘t Bouk = de Bijbel. Bie ain in ‘t bouk stoan = in ‘t krijt. Der was f 100 aan bouk = volgens de boeken was er f 100. Aan ‘t bouk bringen = afbetalen, vooral schippersuitdrukking. In aandermans bouken is ‘t duuster te lezen = men weet nooit, hoe ‘t met een anders zaken (gedachten) staat. Hou staait e te bouk? Dat sprekt as n bouk. n Bouk pampier = 24 vel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
boek , boukje , zelfstandig naamwoord onzijdig , 1 boekje. Ik zel es n boukje van die open doun; bist oareg boeten ‘t boukje goan!; 2 pakje van 5 kaarten bij ‘t lantern: n boukje kopen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
boek , book , zelfstandig naamwoord, onzijdig , beuke , beukn , boek
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
boek , buûk , boeken. [Ove]
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
boek , boek , portefeuille. Hij heb een dik boekie. Werd gezegd van iemand die er financieel goed bij zat.
Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer.
boek , boek , zelfstandig naamwoord , Ook: Geldboek, portefeuille. Meervoud boeke. Ook: langwerpige, op boekjes lijkende gouden of zilveren plaatjes, vastgesmeed aan resp. het gouden of zilveren oorijzer. Verkleinvorm boekie. Ook: geldboekje, portefeuille. Zegswijze boekie zoek weze, 1. platzak zijn. Eigenlijk het geldboekje is zoek. 2. Ten einde raad zijn, in de problemen zitten. Zie ook de verbasteringen bokkie-zoek en bokkie-zoet. Mogelijk is, doordat men zich de eigenlijke betekenis niet meer bewust was, boekie-zoek vervormd tot bokkie-zoek, waaruit zich weer de vorm bokkie-zoet ontwikkelde.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
boek , bouk , onzijdig , buik , buikske , boek. ’t Bouk is ómgedraage: letterlijk: het missaal is van de epistelzijde naar de evangeliezijde gedragen. De betekenis ervan is: je bent te laat. Het wordt gebruikt voor te laat aan tafel komen enz.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
boek , boek , zelfstandig naamwoord , boek. Noch in schrijfwijze, noch in uitspraak bestaat er verschil tussen het Nederlandse en het Bikse woord. Toch is er een verschil. Het Nederlandse woord is namelijk onzijdig, terwijl het Bikse woord mannelijk is. We zeggen niet: “Gif dè boek es aon”(onzijdig), maar: “Gif diejen boek es aon”(mannelijk). Hetzelfde verschijnsel doet zich o.a. voor bij raam en bijl. “Doe de raom dicht” zeggen we, en: “Waor hèdde gè ’t bèèl gelaote”in plaats van de bèèl. Dat zijn enkele zeldzame voorbeelden dat het taalgevoel voor mannelijke en vrouwelijke woorden afwijkt van de standaardtaal. Bij geboren dialectsprekers werkt dit gevoel bijna feilloos. Men kan het controleren door er het onbepaald lidwoord “een” voor te zetten in het dialect. vrouwelijk: ’ne kat, ’ne koej, ’ne mèske, ’ne geit, ’n kiep; mannelijk: ‘ne kaoter, ’ne stier, ’ne jonge ’ne(n) bok, ’ne(n) haon.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
boek , boek , book, boouk, bouk , boeken, buke (Pdh), buike (Zuidoost-Drents veengeb , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook book (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), boouk (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), bouk (Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drents veengebied) = 1. boek Het boouk lig veur je op taofel (Eex), Dennen döt alles oet de buke zoals het in de boeken staat (Pdh), Wij zult ies een boekien over hum lösdoen (Dwi), Hij steet daor aordig in het book in het krijt (Die), Die kèrel is net een gesleuten boek, ie kriegt er gien woord oet (Bei), Hij is zien boukie te boeten gaon (Vtm), Het stiet almaol in het Grote Boek de bijbel (Sle), Nao het eten kwam ’t Ol Bouk op taofel werd er voorgelezen uit de bijbel (Row), Die jong is een open boouk veur mij heeft geen geheimen (Bal), Handen oet de kast en ogen oet de bouken as ie bij een ander waarkt (Eel) 2. almanak (Zuidoost-Drents zandgebied) Hie hef ’t geld in een boekien in de almanak, die je in de zak had met een elastiekje erom. In de almanak zat een vakje voor papiergeld (Sle) *Aandermans boeken bint duuster te lèzen (Hgv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
boek , boek , boek. mv. boeken of búúk. verkl. buukske.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
boek , boek , boek
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
boek , buukskes , boekjes , D’r zén vórt schón buukskes vur de kénder, meej die plôtjes liire z't vanaojges. Er zijn nu mooie boekjes voor de kinderen, met die afbeeldingen leren ze het vanzelf.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
boek , boek , zelfstandig naamwoord , et 1. boek: waarin men leest, als voorwerp 2. leesboek, letterkundig boek, boek met interessante leesstof 3. bijbelboek, hoofdafdeling in de bijbel 4. boek waarin men kan noteren, schrijven, notitieboek, vaak: koopmansboek 5. klein notitieboekje, vooral: waarin leveranciers bestellingen e.d. opschrijven 6. (verkl.) bijeengehouden bundeltje kaartjes, bonnen e.d.
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
boek , book , zelfstandig naamwoord, mannelijk, onzijdig , beuk , beukske , boek , VB: De biébel ês de book dè oppe wèreld 't mieste verkoch wörd. N.B. Het woord is onzijdig in de Zw: 't Book ês ömgedraoge: de hond in de pot vinden. Deze uitdrukking herinnert aan de tijd dat tijdens de H.Mis het missaal door de misdienaar van de rechter- (Epistel)zijde naar de linkerzijde (Evangeliezijde) werd gedragen. Zw: Dao kên ich 'nne book uüver sjriéve: ter aanduiding van een buitengewone hoeveelheid, meestal onaangename, gebeurtenissen die men beleefd heeft.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
boek , buukske , boekje
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
boek , buukske , boekje
Bron: Peels-Mollen, J. met werkgroep Weerderheem in Valkenswaard (Ed.) (2007), M’n Moederstaol. Zôô gezeed, zôô geschreeve. Almere/Enschede: Van de Berg.
boek , boek , (met lange uu) , zelfstandig naamwoord , bukien , boek.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
boek , buukske , boekje , Ditte, wagge now in oew hând hét, dè’s ’n buukske. Dit wat je nu in je handen hebt, dat is een boekje.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
boek , book , onzijdig , beuk , beukske , boek , ’t Book is al ómgedrage: te laat zijn. Och, dao kan ich ei book uuever sjrieve.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
boek , book , zelfstandig naamwoord , beuk , beukske , boek; hae hiët flink get op het beukske – hij heeft behoorlijk wat geld op zijn spaarbankboekje; het book is ómgedrage – men komt te laat (deze uitdrukking dateert waarschijnlijk uit de tijd dat de mis werd gelezen met de rug naar het volk en vóór het lezen van het evangelie het misboek door de misdienaar van de epistelkant naar de evangeliekant werd gedragen. Als het boek al was omgedragen, was men te laat in de mis.) (Engels: book)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
boek , book , zelfstandig naamwoord, onzijdig , beuk , bukske , boek
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
boek , boek , zelfstandig naamwoord , buukske , boek; zeer vaak mannelijk in plaats van onzijdig: den boek; R Gij kómt ók aaltij ast boek ómgedraogen is - d.w.z. te laat; R.J. die heej zenen boek dichtgedaon; Dialectenquête 1879: - nen aauwen boek; op klompen ter Mis, meej/ den beejboek in haand... (H.A. Sterneberg s.j., Een Busselke Braobaansch, uit: ‘Oh! Klotterende klompen’; 1932); ...taante Hanna mee d'ren kerkboek en d'ren paoternoster bij den heerd... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’Oome Teun in den trein’; NTC 16-9-1939); ...allebaai mee den kerkboek in de haand... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’n Staandbild in Baozel’; feuilleton in 4 afl. in de NTC 20-5-1939 – 17-6-1939); ...de appetekersvrouw, die erg zemelechtig is, liet d'ren boek vallen en gong er bij zitte... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; De nuuwe kapelaon van Baozel, afl. 2; NTC 8-10-1938); Leest zelf zonnen boek.. (Naarus; ps. v. Bernard de Pont; in: Groot Tilburg 1941; CuBra); ... en ’t aander [prentje] hek in mène kerkboek. (Naarus; ps. v. Bernard de Pont; in: Groot Tilburg 1941; CuBra); oewen dikke kerkboek geeft oe heel veul werk... (Piet Heerkens; uit De knaorrie, ‘Oo, hellige ziel’, 1949); Mandos - Brabantse spreekwoorden (2003) - liever in jouwen boek as op et daogelijks gebèd (Pierre van Beek: Tilburgse Taalplastiek 1972) - Liever schuld hebben dan dood zijn .Jan Naaijkens - Dè's Biks - 1992 – ; (1992): boek, m.: gif diejen boek es aon; J. H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen (1836): Onzijdig woord mannelijk gemaakt, z.a .J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BOEK zelfstandig naamwoord mannelijk en niet o. - boek, Fr. livre; spel kaarten; den boek is omgedragen - het eten is op.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
boek , baok , beuk , bukske , boek
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal