Woord: binnenstebuiten
binnenstebuiten , binnensteboeten , bijwoord
, binnenstebuiten Hie hef de jas binnensteboeten an (Sle), Zie hebt alles binnensteboeten keerd (Bco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
binnenstebuiten , binnenstebuten , bijwoord
, binnenstebuiten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
binnenstebuiten , bênnesteboéte drieje , werkwoord
, braken , zich bênnesteboéte drieje (driejde, gedriejd); 'nne bênnesteboéte drieje slaag (iemand een pak slaag geven); 'nne bênnesteboéte drieje Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
binnenstebuiten , [binnenstebuiten] , bènnesteboete
, binnenstebuiten, zie ook boetestebènne , Eine jas bènnesteboete drejje. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
binnenstebuiten , boetestebènne
, binnenstebuiten, zie ook bènnesteboete Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
binnenstebuiten , binneste boe~te
, binnenste buiten Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |