Woord: bijwerken
bijwerken , biewirke
, wirkde bie, haet of is biegewirk , bijwerken. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bijwerken , bijwarken , zwak werkwoord, overgankelijk
, bijwerken Wij moet nog even de kaanten bijwarken (Bei) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bijwerken , bi’jwarken , werkwoord
, 1. bijwerken, bewerken zodat het beter wordt 2. z’n achterstand wegwerken Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bijwerken , baajwaareke
, iemand een pak slaag geven. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
bijwerken , [tot een bepaalde gedaante bewerken] , bi’jwärken , werkwoord
, bijwerken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
bijwerken , beejwerke
, werkde beej – beejgewerk , bijwerken Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |