Woord: bezorgd
bezorgd , bezorgd , ,
, zwaartillend; ook B. 1790. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
bezorgd , bezörgd , [bijvoeglijk naamwoord]
, bezorgd. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
bezorgd , bezurgd , bijvoeglijk naamwoord
, Ook: 1. Zorgelijk (verouderd). | Ze het ’n bezurgd leven had. 2. Zorgzaam (verouderd). | Hai het ’n bezurgde vrouw. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
bezorgd , bezörch
, bezörchder, bezörchste , bezorgd, zie ook: óngeras. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bezorgd , bezörgd , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, 1. bezorgd De kinder kwamen zo laat weer, wij meuken oes aordig bezörgd (Bor), Dat wicht is zo bezörgd veur heur moeke (Vtm) 2. goed terechtgekomen, verzorgd (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe) Bij die oom en tante bint de kinder gooud bezörgd (Eev), Wat een genot veur de aolders ...dat heur kinder goed bezörgd bint (ku) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bezorgd , bezörg
, bezorgd. Wie maekn ons bezörg aover zien lange uutblievm. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
bezorgd , bezörgd
, bezorgd , Wa is diejen hond toch bezörgd vur z'n jóng, ge meug'ter ternaauwernóód ônkomme. Wat is die hond toch bezorgd voor zijn jongen, je mag er ternauwernood aankomen. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
bezorgd , bezurregd , bijvoeglijk naamwoord
, bezorgd Waer maokie je aaige faaitelek bezurregd over? Waar maak je je feitelijk bezorgd over? Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
bezorgd , bezörg , bijvoeglijk naamwoord
, bezorgd Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
bezorgd , bezörgd
, bezorgd. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
bezorgd , [zorg dragend; bekommerd zijnd] , bezörgd , bijvoeglijk naamwoord
, bezorgd. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
bezorgd , bezùrgd
, bezorgd Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
bezorgd , bezörgdj , bijvoeglijk naamwoord
, bezörgdjer, bezörgst , bezorgd Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
bezorgd , bezörgd , bijvoeglijk naamwoord
, bezorgd; Mòkt oe mar nie bezörgd - maak je maar geen zorgen; WBD III.1.1:75 'bezorgd kijken' = fronsen; WBD III.1.4:280 'bezorgd' = idem; WBD III.1.4:336 'bezorgd zijn' = zorgen voor; J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BEZÖRgd bvw - zorgzaam: Vader is 'nen bezörgde meens (thans nagenoeg verouderd) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
bezorgd , bezörg
, bezorgd Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |