Woord: benieuwd
benieuwd , beneid
, benieuwd; zie: beneien. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
benieuwd , benijd , [bijvoeglijk naamwoord]
, benieuwd. Ik ben slim benijd hou dat ‘t òflopen zel. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
benieuwd , beniejd
, benieuwd. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
benieuwd , beneid , bijvoeglijk naamwoord
, Var. als bij nei = 1. benieuwd, nieuwsgierig Ik bun beneid of e ok komp (Bov), Ik bin arg beneid naor het spullegien van Meu Marchien (Bei) 2. verwonderd De buren keken beneid op toen ze oenze neeie auto zagen (Uff) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
benieuwd , beniejd
, benieuwd. Wie waern allemaole beniejd naor de ofloop. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
benieuwd , benuuwd
, benieuwd , Ik zéij benuuwd of ze dé hûis umstóóte, nouw’wer nen bóóm ópgemieterd is mi de störm. Ik ben benieuwd of ze dat huis afbreken, nu er 'n boom is opgevallen met de storm. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
benieuwd , beni’jd , bijvoeglijk naamwoord
, benieuwd Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
benieuwd , benoûwd , bijvoeglijk naamwoord
, benieuwd , VB: Ich been benoûwd wè dizze kier de voëgel aofsjut. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
benieuwd , beni’jd , bijvoeglijk naamwoord
, benieuwd. Ik bin beni’jd of i’j nog kump. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
benieuwd , benoedj , bijvoeglijk naamwoord
, benoedje , benieuwd Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
benieuwd , benoedj , benowdj , bijwoord
, eerste vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); tweede vorm Nederweerts, Ospels; benieuwd Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
benieuwd , benuut , benuud , bijwoord
, benieuwd; Kees & Bart (krantenrubriek 1922-193?): 'benuuwd'; Ik ben alleen mar benuut hoe z'm dè zullen lappe! (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; De nuuwe kapelaon van Baozel, afl. 11; NTC 10-12-1938); Cees Robben – ‘k Was benuut.. dè snapte warre (19560714); WBD III.1.4:7 'benieuwen', 'benieuwd zijn' = benieuwen; WBD III.1.4:14 'benieuwen’ = veronachtzamen (!); WBD III.1.4:187 'erg benieuwd zijn' = (vol) verwachting Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
benieuwd , benie~d
, benieuwd Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |