Woord: bakkerij
bakkerij , bakkerieje , zelfstandig naamwoord
, bakkerij Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
bakkerij , bekkeréj , vrouwelijk
, bakkerij. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
bakkerij , bėkkerie , vrouwelijk
, bėkkerieë , bėkkerieke , bakkerij. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bakkerij , bèkkerééj
, bakkerij. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
bakkerij , bäkkerieje
, bakkerij. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
bakkerij , bakkerij , 0
, 1. bakkerij (het gebouw) 2. het bakken Wij hebben bakkerij in het achterhoes (Zui) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bakkerij , bâkkerieje
, bakkerij. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
bakkerij , bakkeri’je , zelfstandig naamwoord
, de 1. werkplaats van de bakker 2. bakkersbedrijf, bakkerswinkel incl. bakkerswerkplaats 3. het bakken Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bakkerij , bekkery , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, bekkeryje , bekkeryke , bakkerij , VB: Riékelt hèt geng bekkery mie, ién Groéselt hebs t'rs nog twie. Zw. De bekkery sjtèit dao noets sjtel: in dat gezin worden veel kinderen geboren Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
bakkerij , [het bakken; bakkerswinkel] , bakkeri’je , zelfstandig naamwoord
, bakkerij. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
bakkerij , [bakkersbedrijf] , bekkerie , vrouwelijk
, bakkerij Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
bakkerij , bakkeri-j , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, bakkeri-jje , bakkeri-jke/bakkerieke , bakkerij Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
bakkerij , bakkerij , zelfstandig naamwoord
, achterste; Daamen, Handschrift Tilburgs (1916): Ze heeft een flinke bakkerij (achterste) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
bakkerij , bekkerie
, bakkerij Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |