Woord: baar
baar , baar
, Dit woord gebruikt men hier alleen in de beteekenis van doodbaar of lijkbaar. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
baar , barve
, draagbaar, lijkbaar, Gron. barve, dragbarg, droagboar, Oostfr. barfe, barf, berve, berrie; Zeel. baere, berrie, Maastr. berie. Van ’t oude: beren = dragen, MNederd. baren, beren, Oudfr. bera. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
baar , baore
, draagbaar, doodbaar = barve; zie ald. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
baar , barfd
, bloot; met barfde heufd = met ontbloot hoofd. De jongens ten platten lande mogen des voorjaars niet barfd voets loopen, vóór zij den ooievaar gezien hebben. Vergel. barrevoets, en ’t Gron. dragbarg, alsmede: barve. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
baar , böre , vrouwelijk
, bören , baar, burrie. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
baar , barve
, (Oldampt) = dragbarg, droagboar = lijkbaar; Drentsch barve, Oostfriesch barfe, barf, berve, berrie; Maastrichtsch berie, Zeeland baere, berrie = draagbaar, ook = lijkbaar; Zuid-Limburg burg; Kil. berf, berve, berie = berrie. Van ’t oude: beren = dragen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
baar , baar , beer , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, Draagbaar. – Zo ook doodbeer. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
baar , barve*
, bij v. Dale: “berrie” en “burrie.” Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
baar , bö̂re
, Baar, berrie. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
baar , baor
, baar. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
baar , barve
, Zegt men te Zwolle voor een baar, feretrum; evenwel meent men er nooit een doodbaar mede. Bron: Dumbar, G., H. Scholten en J.A. de Vos van Steenwijk Vollenhove (1952), Het Dumbar Handschrift – Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw, uitgegeven door H.L. Bezoen, Deventer |
baar , baarf , baarve; baarge , [zelfstandig naamwoord]
, (lijk)baar zonder poten. Vergelijk boar. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
baar , boar , [zelfstandig naamwoord]
, in ‘t Westerkwartier ‘t enige woord voor een golf; ook gangbaar in Hunzingo. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
baar , boare , [zelfstandig naamwoord]
, 1 een vreesaanjagend spook. Pas op, òl Boare krigt tie, zegt Moeder, als haar kwajongen ongehoorzaam is. Daarover A. J. Smith in de Gron. Volksalmanak van 1893; 197. Aldaar ook het rijm: ‘k Wol wel n ìndje aan ‘t kaairen goan, Of ter ook dikke boaren stoan; Dikke boaren stoan der nait, Heksen en spouken kriegen ons nait.; 2 een forse, sterke man. n Dikke boare van n keerl (Oldambt) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
baar , boare , boar , [zelfstandig naamwoord]
, draagbaar. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
baar , boar , bijvoeglijk naamwoord
, drukt uit dat iets vol, volledig, in zijn grootste kracht is. De boare zee = de volle zee. Hai woont in ‘t boare veld = midden op de heide; vandaar de naam Boareveld. De boare zun = de felle zon. De boare nacht = ‘t holle van de nacht. Nou ze op de boare wiend bennen (Westerkwartier) = aan de volle wind blootgesteld zijn. Wie mozzen deur ‘t boare zaand hin. Der was niks as boar zaand = gul zaand, doar niks ien gruien wil (dV) Heur ogen wazzen kloare boare stokjes vuur. (Braiven van twei Jannen.) Mien handen bin zo kòld as n boar stok ies. Fig. De boare Duvel = de Duivel zelf. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
baar , boar , bijwoord
, louter Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
baar , boarve , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, boarvn , draagplank om leem bij het steenbakken van de kruiwagen op de vormtafel te gooien Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
baar , baor
, egaal, vlak Dè ’s ’n moj baor vêld Dat is een mooi vlak terrein; baor maoke. egaliseren. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
baar , baor
, nagenoeg ’t Is baor ’t eigeste. Het is nagenoeg hetzelfde. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
baar , baarf , baarve
, draagbaar zonder poten Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
baar , baar
, baar, puur, geheel. Dae sjnaps is baar waater: deze jenever is dermate verdund, dat het vrijwel niets als water is. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
baar , baar , vrouwelijk
, baare , baerke , I. barile, diepe aarden schotel inhoudende 3 tot 5 liter. Zij werd veel gebruikt voor het afromen van melk. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
baar , baasj
, barvoets. Mit baasje vuit door de puilkes vaege: barvoets door de plassen lopen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
baar , baor , vrouwelijk
, baore , bäörke , baar; catafalk. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
baar , baar , bare, baore, baor, baer,
, baren , (Zuidoost-Drenthe, Ass), bare (Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, soms gebruikt naast baore), baor (Noord-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), baore (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe), baer (Zuidwest-Drenthe, noord) 1. lijkbaar Bij de poort van het karkhof wordt de kist op de baore ezet (Hav) 2. draagtoestel (Zuidoost-Drents zandgebied) Zie huulden de kuunstmes met baren oet het schip plat voorwerp met 4 armen (Sle), zie ook barve Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
baar , barg , 0
, bargen , (db:Kop van Drenthe) = 1. draagbaar 2. arm van kruiwagen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
baar , barm , baarm, barn, baarve
, barms , (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook baarm (Ros), barn (Pdh), baarve (Bov) = boom van de kruiwagen Ik har te veul op de kaor, non is mij ien barm breuken (Sle), zie ook boom Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
baar , barve , baarve
, barven , (Zuidoost-Drents veengebied, dva, wb:Dal). Ook baarve (Zuidwest-Drenthe, noord) = lijkbaar De baarve stund in het baarfhuusien (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
baar , baarke
, (glasbl.,db:Nbui) = korst in de metalen blaasvorm. De korst bestaat uit verbrandingsresten van een smeermiddel Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
baar , baar
, in de baare klompen, zonder kousen in de klompen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
baar , boor
, draagbaar. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
baar , bäär
, (Gunninks woordenlijst van 1908) (niet Kampen) vlak, open Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
baar , baor
, (Gunninks woordenlijst van 1908) baar Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
baar , baor
, baar, lijkbaar Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
baar , baore , baor, bore , zelfstandig naamwoord
, de; draagbaar, meestal lijkbaar Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
baar , baor , bar, boor, bore , bijvoeglijk naamwoord
, 1. geheel en al, alleen maar, bijv. in de baore zunne, Ie zitten daor boor op ’e ruumte 2. contant Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
baar , baar , bijwoord
, louter , alleen maar; baar VB: 't Wäor dao èi baar vlamme. Ook in: baar loéter goüd: geheel en al goud. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
baar , baor , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, baore , - , baar , VB: Vreuger woerd d'n doeje op de baor nao de kërk gedräoge. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
baar , [zwezerik] , baore
, zwezerik. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
baar , [geheel] , baar
, puur, geheel , Verhöf dich neet aan dae paol, det is baar iezer. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
baar , baar , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, bare , baerke , schotel Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
baar , baor , zelfstandig naamwoord
, baar; draagbaar met daarop de doodskist; Cees Robben – Bij ’n lôôze baor fiste... (1979130) [De zogenaamde ‘loze baar’ is een ‘katafalk’: ‘een loos getimmerte dat, behangen met een doodkleed, de gedaante van een doodkist op een draagbaar vertoont en waardoor bij kerkelijke rouwplechtigheden de kist met den of de overledene wordt vertegenwoordigd’ (WNT lemma BAAR). De loze baar werd bijvoorbeeld gebruikt bij missen die kort na de begrafenis gehouden werden ter nagedachtenis van de overledene.] Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
baar , baor
, baar Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |