elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: auto

auto , auto , autobus; automobiel , uitgesproken outo , [zelfstandig naamwoord] , auto, autobus, automobiel
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
auto , outo , oto; otto , [zelfstandig naamwoord] , ook: auto (Westerkwartier) =automobiel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
auto , ottoo , mannelijk , ottoos , auto.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
auto , auto , 0 , auto’s , auto Hai het mit de auto tegen de boom zeten (Vmu)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
auto , ôto , zelfstandig naamwoord, mannelijk , ôtos , utteke , auto , VB: 't Kos 'nnen hoüp géld, meh ich zoûw neet mie zoonder ôto kênne.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
auto , auto , mannelijk , auto’s , uiteke , auto , Mèt zès man kroeape die in det uiteke.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
auto , ootoo , zelfstandig naamwoord , auto; Cees Robben – Unne ooto vur-de-deur.. (19640925); Audioregistratie 1978 - In mènne jonge tèèd dan, enen ootoo, die zaagde zôo mar es ene keer in de week! Êen òf tweej! En dè was veul agge die êen òf tweej gezien had want den dòkter die kwaam meej de fiets òf meej enen brommert òf meej en rijtèùg… (Interview met Heikanters - Transcriptie door Hans Hessels)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
auto , auto , auto’s , uiteke , auto
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal