elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: asperge

asperge , spersies , Aspergien.
Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56.
asperge , spaarzie , [zelfstandig naamwoord] , ook: aspaarzie (Stad en Westerkwartier) =asperge. ‘t Spaarzieloof. , (Oldambt)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
asperge , sperjus , Ned. asperge.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
asperge , asperge , 0 , asperges , asperge Asperges kommen in rillen over het laand (Rod)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
asperge , spèrzie , zelfstandig naamwoord , asperge.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
asperge , spazzie , asperge. ook kleine perzik.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
asperge , aspezzies , asperges , aspezzies in de soep vien’k wel lekker, mar meej botter mo’k ze nie = asperges in de soep vind ik wel lekker, maar met boter lust ik ze niet-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
asperge , sperzje , zelfstandig naamwoord , spezjes , asperge (Duits: Spargel; Latijn: Asparagus)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
asperge , sperjus , asperge
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal