Woord: appetijtelijk
appetijtelijk , appetietelik
, appetietelikker, appetietelikste , aantrekkelijk. Dat zuut appetietelik oet: dat ziet er smakelijk uit. Dat is ’n appetietelik kénjt: dat is een aantrekkelijk meisje. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
appetijtelijk , appetiételik , bijvoeglijk naamwoord
, appetijtelijk , VB: Dat mèitske zuút appetiételik oét. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
appetijtelijk , [aantrekkelijk] , appetietelik
, 1. fris, aantrekkelijk 2. smakelijk Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
appetijtelijk , appetietelik , bijvoeglijk naamwoord
, appetietelike , 1. eetlust opwekkend 2. aantrekkelijk (met name betrekking hebbend op een meisje) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
appetijtelijk , appetietelik , bijvoeglijk naamwoord
, aantrekkelijk Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
appetijtelijk , appetie~telik
, appetijtelijk Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |