Woord: antwoord
antwoord , antwoord , onzijdig
, antwoorde , antwoord. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
antwoord , antwaord
, antwöördje , antwoord. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
antwoord , antwoord , zelfstandig naamwoord onzijdig
, antwoord. Ain fersounlek toal en antwoord geven = iem. behoorlijk antwoorden. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
antwoord , anjtwoort , onzijdig
, anjtweurt , antwoord. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
antwoord , antwoord , 0
, antwoorden , antwoord Wij waacht al een weke op antwoord (Die), De brief die ik toen verstuurd hebbe, heb ik gien antwoord weer op kregen (Oos), Ik wil geern antwoord hebben op mien vraog (Wee), Geef daor nou mar ies antwoord op! wat zou je daar nu eigenlijk op moeten zeggen (Gee), Hij had der geen antwoord op wist er niets op te zeggen (Klv), Dat is gien antwoord op mien vraoge (Uff), Die hef het antwoord ok altied klaor (Schn), Dat gezeur is mij het antwoord niet weerd daar geef ik geen antwoord op (Noo), Dat kind is aid netties in taol en antwoord in het aanspreken en antwoorden (Scho), Dat is een geleerde baos, hij wet overal een antwoord op (Ndo) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
antwoord , antwoord
, antwoord Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
antwoord , aanderd , anderd , zelfstandig naamwoord
, et; antwoord Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
antwoord , antwoord , zelfstandig naamwoord
, [O] aanwezigheid, gezicht Durrevie zijn dat in z’n antwoord te zegge? Durf je hem dat in zijn gezicht te zeggen? Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
antwoord , aantwoerd , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, aantwoerde , - , antwoord , VB: 'n Vraog ês 'n aantwoerd wërd. VB: 'nne van aantwoerd dene: iemand op zijn nummer zetten Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
antwoord , antjwoeard , onzijdig
, antjwoearde , antwoord Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
antwoord , ântwoord , ântwoeërd , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, ântweurd/ântwuuërd , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); antwoord Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
antwoord , antwaord
, antwäörd , antwäördje , antwoord Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |