Woord: andersom
andersom , ansum , aansum, ansumme
, andersom, het tegengestelde. als imperat. = omkeeren, omwenden. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
andersom , andersôm
, omgekeerd, en: het omgekeerde; ’t is net andersôm = juist het tegengestelde is waar; zich andersôm leggen = zich omkeeren, op de andere zijde gaan liggen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
andersom , andersom*
, is Nederlandsch. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
andersom , aanzom , aandersom , [bijwoord]
, 1 onderstboven. Aanzom lèggen; 2 op de andere zij. Ik gooide mie aanzom; 3 Ze hebben but, moar hai wil ‘t al geern weer aanzom doun = de ruil teniet doen. ‘t Is net aandersom. Aandersom leggen = onderstboven keren. || aanzom, aans om Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
andersom , aans umme , bijwoord
, andersom Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
andersom , anderzum
, andersom, omgekeerd; anderzum ántrekke omgekeerd aantrekken (van een kledingstuk) Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
andersom , aârsom
, samentrekking van andersom. Vgl. Fries oarsom. Zegswijze de boel aârsom gooie, een miskraam hebben. – ’t Is net aârsom, het is het tegengestelde. – De wiele aârsom gooie, de zaak anders, beter aanpakken. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
andersom , angesjeróm , angesjóm
, andersom. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
andersom , aansumme
, andersom. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
andersom , aansum , ansum, anderssum, aanderssum
, Ook ansum (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid), anderssum, aanderssum (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën) = andersom, tegengesteld, Do most het breien net aansum anpakken (Zwi), Niet linksum ofslaon bij het kruuspunt, maor net aansum, dus rechtsum (Bui), Veuroet, aansumme, ik mag je neet mèer zeen (Bei) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
andersom , auwsum , andersum
, andersom, verkeerd om: ge hèt oewen sok auwsum aon, je hebt je sok verkeerd om aan. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
andersom , andersum
, andersom , Un váéreke gi krék andersum és ge dènkt, trèk'tem ôn zun'ne start dan git'tie vrût. Een varken gaat net andersom dan je denkt, trek hem aan de staart dan gaat hij vooruit. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
andersom , aandersomme , aansomme, eersomme, aersomme , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, 1. andersom 2. tegengesteld aan een andere situatie Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
andersom , aorsom , aorzom , bijwoord
, andersom Draai het nou is aorsom Bekijk het nu eens van de andere kant Ook aorzom Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
andersom , anderzum , auwzum
, andersom, achterstevoren Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
andersom , auwsum
, verkeerd Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
andersom , andersumme , bijwoord
, andersom, omgekeerd. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
andersom , andersum
, andersom Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
andersom , anderstom
, andersom. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
andersom , auwsum , ouwsum , bijwoord
, andersom (Den Bosch en Meierij; Land van Cuijk); ouwsum; binnenstebuiten (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
andersom , angesóm
, andersom, zie ook ómmesang (woordgrapje) Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
andersom , ómmesang
, andersom (taalgrapje) Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
andersom , angesóm
, andersom Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
andersom , ângersum , bijwoord
, andersom Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
andersom , andersum , angersum
, andersom Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |