Woord: aansluiting
aansluiting , ansluting
, aansluiting. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
aansluiting , ansluting , 0
, anslutings , Voor var. z. sluten = 1. aansluiting In Wiester is nargens geen ansluting op het openbaar vervoer (Wijs), Hij hef de ansluting van de bus nich haald (Bco), Die neie mensen zeukt wel ansloeting bij het volk hier (Gas), Dei jong en wicht hebben aansloeting mit mekaor verkering (Eco), Ik kreeg direct ansluting, wij begrepen mekaar direct (Emm), Hij hef weinig ansluting het is een eenzaam iemand (Flu), Hej al gas, Durk? Ja heur, wij hebt ansluting (Hav), Toen de ansluting tot stand kommen was, bint zie met een andere naam deurgaon fusie (Erm) 2. het tegen elkaar sluiten (Midden-Drenthe) Het gef wel ofdoende ansluting op de balken (Hoh) 3. later ontgonnen en toegevoegd perceel (Zuidwest Drenthe, noord, Midden-Drenthe) Achter dat laand haar e nog een ansluting (Wes), zie ook anscheiding Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aansluiting , aansloe~ting
, aansloe~tinge , aansluiting Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |