elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: aandoenlijk

aandoenlijk , [vertederend] , aandoonlik , aandoenlijk.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
aandoenlijk , aandounlek , aandounliek; aandenlek; adinlek , [bijvoeglijk naamwoord] , aandoenlijk. ‘t Was aandounlek om te heuren.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
aandoenlijk , andoenlijk , bijvoeglijk naamwoord , Voor var. z. doen = 1. aandoenlijk, ontroerend Het is toch andoonlijk aj die kinderties ziet zitten (Bal), Do de mouder van de kinder begraven weur, was het een andounlijk bewegen een ontroerend tafereel (Bco) 2. aannemelijk, redelijk (Veenkoloniën) Dat is ein andounliek veurstel (Erf)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
aandoenlijk , andoenlijk , andoonlijk , aandoenlijk. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: andoonlijk (Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
aandoenlijk , andoenlik , bijvoeglijk naamwoord , aandoenlijk: vertederend
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
aandoenlijk , aandaonlik , aandoenlijk
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal