elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: zwengelen

zwengelen , zwingele , zwengelen.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
zwengelen , sjwingele , werkwoord , sjwingelde, haet of is gesjwingelt/sjwungelde, haet of is gesjwungelt , zwengelen; zwingelen (vlasbewerking).; sjwungele zwengelen
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
zwengelen , zwengeln , zwak werkwoord, onovergankelijk , 1. zwengelen (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid) Hie stund an de put te zwengeln (Bor), Zit niet zo te zwengeln heel nadrukkelijk en zwaaiend de hand schudden (Nam) 2. verwijderen van houtdeeltjes bij de vlasbewerking, zwingelen (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, veroud.) Het hekeln hadden wij altied een hekel an; wij waren veule liever an het zwengeln (Schn) 3. zwaaien (Zuidoost-Drents zandgebied) Dat peerd lop niet mooi, hie meit en zwengelt zo raar met de bienen (Exl), z. ook zweinseln 4. slingerend lopen (Zuidoost-Drents zandgebied) Hie zwengelt er over, hie hef een borrel op (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
zwengelen , [vlas braken] , zwingelen , vlas braken. ook zwingen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
zwengelen , zwingelen , zwengelen , werkwoord , 1. zwengelen, pompen met een zwengel 2. draaiende, slingerende bewegingen maken
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
zwengelen , zjwûingele , werkwoord , zjwûingelde, gezjwûingeld , zwengelen , kinderspel (bep. oud kinderspel) zjwûingele
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
zwengelen , [aan een zwengel draaien] , zwingele , zwingeltj, zwingeldje, gezwingeldj , zwengelen , Mèt ein touw door de lócht zwingele.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
zwengelen , zwingele , werkwoord , zwingeltj, zwingeldje, gezwingeldj , zwengelen, slingeren
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
zwengelen , zwîngele , werkwoord , zwengelen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal