elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: zorg

zorg , zòrge , vrouwelijk , zorg.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
zorg , zörg , (= zorg) voor: vrees; doar huif ie gijn zörg veur hebben = daar behoeft gij niet voor te vreezen; hij het zörg in zien bruir dei mit dei störm in zee was = hij vreesde voor het lot van zijn broeder, enz.; ’t zel mien zörg wezen! (= ’t zal mij eene zorg zijn) ironisch voor: daar bemoei ik mij niet mee, daar zal ik mij niet aan branden, enz. Hooft zorgh = vrees; zorghen = vreezen (Ned. Hist. 517, 23); Vondel: Och ick zorgh mijn droom is al te waer. – Wij luistren toe met zorgh dat hier geen ramp uit kome. Job. 6:18 sorge = vrees.
ol zörg, voor: oude, zorgdragende moeder, huishoudster, enz.. bejaarde of oude vrouw die eene huishouding met de uiterste zorg bestuurt. – Ook voor: leuningstoel, bij v. Dale: zorg, leuningstoel, zorgstoel.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
zorg , zorg , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , Zie de wdbb. – Ook: halsdoek. || Doen ’en zorg om je hals, dat je gien kou vatte.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
zorg  , zörg , zorg.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
zorg , zuarge , vrouwelijk , zorg
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
zorg , zörge , zörg , [zelfstandig naamwoord] , 1 zorg. In zörg zitten. Gain zörgen veur de tied!; 2 iemand vol zorg voor een ander. Kloassie was zo’n gòie òlle zörg.; 3 vrees. Heb doar gain zörg veur. Ik heb ter zörg in = ik vrees dat het verkeerd afloopt. De zaike is nait zunder zörg = gevaar.; 4 de òl zörg = de leunstoel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
zorg , zorge , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , zorg
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
zorg , zörg , mannelijk , zorgen Ik zit in de zörg Ik zit in de zorgen; oude leunstoel ik zit in de zörg Ik zit in de oude leunstoel.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
zorg , zurg , zelfstandig naamwoord , 1. Zorg. 2. Grote leunstoel. | Vader zat altoid in de zurg.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
zorg , zörch , mannelijk , zörge , leunstoel, zorgstoel.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
zorg , zörch , vrouwelijk , zörch , zorg. ’t Kaelken haet gein zörch: hij trekt zich nergens wat van aan.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
zorg , zörg , zelfstandig naamwoord , grote stoel, leunstoel. Go mar rustig in de zörg zitte en perbeert oe zörge te vergeejte. Ga rustig in de grote stoel zitten en probeer je zorgen te vergeten.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
zorg , zörge , 1. leunstoel, b.v.: in de zörge zitten = in de leunstoel zitten. 2. zorgen, b.v.: in de zörgen zitten = in zorgen zitten.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
zorg , zörge , 1. leunstoel; * goa mà in de zörge zitten: neem plaats in de leunstoel (ironisch); 2. zorgen.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
zorg , zörg , zorg, zorge, zörge, zurg, zorring, zörrege , 0 , zörgen , (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe met rekking). Ook zorg (Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, zuid), zorge (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied), zörge (Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), zurg (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe), zorring (Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook uitgesproken als zörrege (Zuidwest-Drenthe, zuid) = 1. zorg Wij muzzen een koppel zörg an die lammegies besteden (Eex), Wat ain zörge mit dai kinder (Vtm), Maok je gein zörgen veur de dag van mörgen (Pei), Het zal mij een zorg wezen het kan mij niet schelen (Flu), Die maokt zuk naarms gien zörgen over (And) 2. leuningstoel Hij zat mooi in de zörge (Dwi), Die olde zorge is maor een liedzem geval (Hgv), Hai was zo mui, hai luit zuk zo in de ol zörg ploffen (Eev)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
zorg , zörg , 1) zorg. mv. zörg. 2) luie stoel. zie ook pròst.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
zorg , zörge , 1. zorg; 2. gemakkelijke stoel
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
zorg , zùrreg , zelfstandig naamwoord , leunstoel, luie stoel, lage armstoel, met verstelbare rugleuning.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
zorg , zörge , zorg. Hie hef ’n boel zörge an ’t heuf. Weineg geld, kleine zörgn, veule geld, grote zörgn.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
zorg , zörg , zorgen , Van veul zörg kréd'de grijze haor of ne kaole kop, allebaoj dé kan nie. Van veel zorgen krijg je grijze haren of een kaal hoofd, samen dat kan niet.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
zorg , zorg , zelfstandig naamwoord , de 1. zorg voor iets, aandacht, het oplettend zijn om iets goed te houden, te bewaren enz. 2. ongerustheid, bezorgheid 3. zorgsector 4. leuningstoel
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
zorg , zurreg , zelfstandig naamwoord , zurrege , zurrechie , 1. zorg Hij zat zwaer in de zurrege 2. vaders armstoel Asten domenee in huis kwam mochtie in de zurreg zitte Als de dominee op bezoek kwam mocht hij in vaders armstoel zitten Zie zurregstoel
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
zorg , zörg , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , zörge , - , zorg , VB: Nao d'n doed van de ma haw de dochter de zörg vuur 't hoéshawe.; zorgen (in de zorgen zitten) ién de zörg zitte
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
zorg , [zorgstoel] , zörrig , luie stoel
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
zorg , zörrig , zorg
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
zorg , zörrug , zorg, armstoel.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
zorg , zörge , zörg , zelfstandig naamwoord , 1. zorg; 2. leunstoel.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
zorg , zèùrg , zùrg , leunstoel, zorgen , De zèùrg is vur óns vádder. De leunstoel is voor onze pa., Klèèn keijnder klèèn zèùrg, groote keijnder groote zèùrg. Kleine kinderen kleine zorgen, grote kinderen grote zorgen., Dè zal mén ’n zùrg zén! Dat zal me een zorg zijn.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
zorg , zorg , zorge, zörg, zurg, zörge, zurge , comfortabele stoel, voorzien van armleuningen, vaak van riet gemaakt.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
zorg , zurg , zurge , 1. zie zorg; 2. zorgzaam meisje.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
zorg , zörg , zelfstandig naamwoord , leunstoel (Den Bosch en Meierij; Land van Cuijk; Tilburg en Midden-Brabant; West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
zorg , zörg , vrouwelijk , zörg , 1. zorg 2. grote armstoel , Maak dich gein zörg uuever óngelagdje eier: maak je geen zorgen over dingen die er (nog) niet zijn.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
zorg , zorg , 1. zorg 2. gemakkelijke stoel: zèt dich mer inne zorg – ga maar zitten in de luie stoel
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
zorg , zörg , zelfstandig naamwoord, mannelijk , leunstoel
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
zorg , zörg , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , zörg , zorg
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
zorg , zörg , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , angst, ontzag
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
zorg , zörg , zelfstandig naamwoord , zorg, aandacht; armleuningstoel; Hij zaat in de zörg (dubbelzinnig); Wit, as ge zit in zurg verlegen,/ da God oe zelf verzurgen zal. (H.A. Sterneberg s.j., Een Busselke Braobaansch, uit: ‘Erm schooierke’, 1932); Kernkamp - Bezorging Dialectenquête 1879 - zurg (met doffe u; vgl. mulder en putje = potje); WBD (III. 2. 1:87) 'zorg' c. q. 'luie stoel' = leunstoel; ook: 'Grote stoel' 'zorgstoel'; WBD (III. 1. 4:280) 'zorg hebben' = bezorgd zijn; WBD (III. 1. 4:279) 'zorgelijk' = kommervol; WBD (III. 1. 4:293) 'zorg’ = angst; WBD (III. 1. 4:142) 'zorg' = ijver; Bosch zùrg - zorg, gemakkelijke (leun) stoel; Jan Naaijkens - Dè's Biks (1992) -  zörg zn - grote stoel, leunstoel; ook 'gròòtestoel'; C. Verhoeven - Herinneringen aan mijn moedertaal - 1978 - ZORG (zörg) m - 1) kommer; 2) grote stoel. A.P. de Bont – Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - zelfstandig naamwoord  vr. 'zurg' - zorg; m. zorgstoel, leun(ing) stoel; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - ZORG (uitspr, zörrech) zelfstandig naamwoord  m., niet v. — armstoel, leunstoel; Hees zörg (stoel) (V:9)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
zorg , zörg , zorg
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal