Woord: zijgen
zijgen , zijën , werkwoord
, zijgen, zijpelen. , Ik ga de room (roome) zijën. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
zijgen , seijen , [werkwoord]
, doorzijgen, b.v. melk door de teems. Matth.23:24, Stat. Overz. uitzijgen, Saks. Overz. “De ghy Müggen syen, unde Kamelen upschlucken” Het leven van Jezus, uitg. door Meijer, bl.184: “ghi sygt de moesie en ghi verswelgt den kemel.” Kil. seyghen, sijghen. Men heeft ook opseijen. Fri. sige. Hd. seihen. Angels. seon. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
zijgen , zeien
, ziften, laten doorzijgen, klenzen. Gron. melkzeien, Zeel. (de melk) zieën; Gron. zei, zeie; Noordfr. sei, ZDeensch saai, seei; Kil. sijghe, Sax. sye, Oostfr. Neders. sei, seie = theems, melkzeef, zeef voor vloeistoffen; sejen, sijen = doorzijgen; MNederl. afzijen = afscheppen, afscheiden. Oostfr. sejen = klenzen, filtreeren; Kil. sijghen; AS. sîhan, OEng. sîhen, ONoorsch, IJsl. sîn, OHD. sîhan, MHD. sîhen, seihen, HD. seien, Nederl. zijgen. Van het AS. sîgan = neerdruppelen, waarvan ook het OHD. sîhte, MHD. seich = urine, en ʼt HD. seichen = zijn water loozen. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
zijgen , zeien
, zie: zeie. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
zijgen , zijgen , sterk werkwoord
, vgl. uitzijgen. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
zijgen , ziejn , zwak werkwoord
, zeven Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
zijgen , zéêje
, romme zéêje melk zeven. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
zijgen , zijen
, melk zeven of klenzen Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
zijgen , zoige , werkwoord
, Tochten, trekken. De vervoeging luidt: zoige – zeeg – zegen. | ’t Zeeg er puur. Vgl. Fries sige. Zie het N.E.W. onder zijgen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
zijgen , zieë
, ziede, haet of is geziet , zeven van vloeistoffen, groente etc. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
zijgen , ziejen
, ziejen, eziejd , zeven van melk. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
zijgen , zeien , zaien , zwak werkwoord, overgankelijk
, (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe). Ook zaien (Kop van Drenthe) = ziften, zeven De melk zeien deur de teems (Gie), Melkzei weur op de bus zet en daor weur de melk deur zeid (Emm), De zèmels muj uut het maal zeien umme maal veur de stoete te kriegen (Bro), z. ook teemsen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
zijgen , ziegen , zwak werkwoord, onovergankelijk
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) = heen en weer wiebelen De koe stiet te ziegen, ...te ziegezagen (Sle), Die koe stiet te ziegen op de poten (Hol) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
zijgen , zéien
, melk door de zéi gieten, zijgen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
zijgen , ziegen , werkwoord
, 1. tochten 2. piepend ademhalen 3. vocht doorlaten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
zijgen , zeegene , werkwoord
, zeegen, zeegende, gezeegend , zijgen, instorten Mettie sturm zeegende de hêle schuur immekaor; je zachum immekaor zeegene Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
zijgen , zèìjge
, zijgen Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
zijgen , siege , werkwoord
, siegtj, siegdje, gesiegdj , 1. hard trekken 2. hard werken ook kraoze, moeëre, poeëke, poejakke, sjoefte, sjroeve, wolve Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |