Woord: zelfbinder
zelfbinder , zulfbinders , [zelfstandig naamwoord]
, maaimachines die ‘t koren zichten en meteen binden in schoven. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
zelfbinder , zölfbinder , 0
, zelfbinder, oogstmachine Het klied van de zölfbinder is versleten (Dro), As ie mit een zölfbinder warkten en koren was wat liggerig, dan kreej aal van dei malle fossen (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
zelfbinder , zelfbeinder
, stropdas. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
zelfbinder , zèllefbinder , zelfstandig naamwoord
, stropdas. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
zelfbinder , zelfbiender , zelfstandig naamwoord
, de 1. zelfbinder, stropdas 2. maaimachine die ook schoven bindt 3. snelbinder Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
zelfbinder , zèlfbèìjner
, stropdas Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
zelfbinder , [maaimachine] , zelfbinjer , mannelijk
, zelfbinjers , zelfbinjerke , maaimachine Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
zelfbinder , zèlfbèèner , zelfstandig naamwoord
, Henk van Rijen - snelbinder Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |