Woord: zanden
zanden , zanden , werkwoord
, zeer zanderig zijn (een weg), vooral bij sterke droogte. De weg mâlt, als het drooge zand over de velgen loopt. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
zanden , zanden
, zandig zijn; de weg zandt zwaar, iets zwakker dan: de weg maolt. Zie: maolen. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
zanden , zande , werkwoord
, Zand kruien, zand verspreiden. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
zanden , zanden , zwak werkwoord, onovergankelijk
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord). Var. als bij zand = zandig zijn De knaoldiek zandt, der is niet deur te kommen de kanaaldijk is zandig (Sle), Die weg maolt zo, het zandt aordig (Row) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
zanden , záánden , zandten
, (vloer) met zand bestrooien. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
zanden , zàànte , zàànd strùìje
, zand strooien Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
zanden , zante , werkwoord
, zand strooien (Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
zanden , zaante , zwak werkwoord
, zaante - zaantte - gezaant , R de vloer met zand bestrooien (in een boerenwoning); WBD de vloer met zand bestrooien (ter versiering zandfiguren strooien op de geschuurde of geschrobde vloer van woonkamer of salon); A.P. de Bont – Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - zw. ww. tr. 'zanten' - zanden, met wit zand bestrooien Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |