Woord: zalven
zalven , zaalm , [werkwoord]
, zalven. Soamuel het keunenk Saul zaalfd. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
zalven , zauve
, zaufde, haet of is gezauf , zalven. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
zalven , [met zalf bestrijken] , záálven
, zalven. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
zalven , zalleve
, zalven Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
zalven , zalve , werkwoord
, vet eten (Tilburg en Midden-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |