Woord: zalf
zalf , sallef
, Zalf. Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56. |
zalf , zalve , vrouwelijk
, zalven , zalf. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
zalf , zaalf , zaalve , [zelfstandig naamwoord]
, zalf. Doar is gain zaalf aan te strieken. - n Raauw aai ‘s mörns is n zaalfke in moag. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
zalf , zauf , vrouwelijk
, zauve , zéifke , zalf. Dao is gein zauf mee aan te sjtrieke: dat is een verloren zaak. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
zalf , zalve
, zälvie , zalf. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
zalf , zalf , zalve, zaalve, zaalf , 0
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe). Ook zalve (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe), zaalve (Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe, noord), zaalf (Noord-Drenthe) = zalf Het peerd hef mok an de beinen, der mot zalve op (Bov), (fig.) Daor is gien zalve an te strieken niets helpt (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
zalf , záálf
, zalf. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
zalf , zalve
, zalf Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
zalf , zallef , zelfstandig naamwoord
, spr: zie: O.L.H. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
zalf , zalve , zelfstandig naamwoord
, de; zalf Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
zalf , zawf , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, zawve , zewfke , zalf , VB: Laor de zawf mer 'ns devan aof, daan kênt de won get druug wërde. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
zalf , zallef
, zalf Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
zalf , zalve , zelfstandig naamwoord
, zälfien , zalf. Een zälfien is een sukkel. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
zalf , zalf , zelfstandig naamwoord
, zalve , zelfke , zalf; dao is gein zalf aan te strieke – hij/zij is voor geen verbetering vatbaar, daar helpt geen lieve moedertje aan, dat is boter aan de galg gesmeerd Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |