elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: worp

worp , worp , Benaming ter bepaling der grootte van boterpotten, hier hardbakken potten (= Keulsche potten) genoemd. De grootste, 10 tot 11 worp kunnen plusminus 40 KG. boter bevatten.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
worp , worp , (wòrp) , zelfstandig naamwoord , Zie de wdbb. – Bij olieslagers. Een worp koeken, 13 stuks (lijn)koeken; eigenlijk: zoveel koeken als bij het afleveren te gelijk in de koekengoot worden geworpen. || Een groot honderd koeken is 8 worp. – Vgl. de samenst. bijworp.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
worp , worp , (wòrp) , zelfstandig naamwoord , Bij de olieslagerij. Een stuk buillaken van 12½ of 13 el lengte.|| Uit ’en worp voorslagslaken maak-je 6 bulen, maar uit ’en worp naslagslaken 8, omdat de voorslagsbulen groter benne. 3 Worp voor- en 5 naslagsbuullaken; 2 worp koolzaadslaken, 1 worp lijnzaadslaken, 4 worp voorslagslaken, Invent. oliemolen (a° 1796), Zaanl. Oudhk.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
worp , wörp , wòrp , [zelfstandig naamwoord] , 1 maat voor Keulse potten. De grootste haardbakken pòtten hinnen tien wòrp = 40 kg. boter. Der binnen ook haalfwòrps, ainwòrps en twijwòrps Keulze pòtten, grieze pòtten mit blaauwe krollen; ‘t getal staait ter dudelk op. De koopman vraagt aan de deur: n houveulwòrps (pòt) mòie hebben? - In de Ommelander ston n advertìntsie: broene inmoakpòtten veur twij gullen de wòrp.; 2 gewicht van potten en pannen. Zeuven testen is n wòrp. Der binnen pòtjes doar twij van op n wörp goan; der binnen ook wörpspòtten.; 3 een getal. n Wòrp testen. n Wörp bloumpòtten is drij òf vair, da’s noa de grötte. , letterlijk= een worp klei
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
worp , wörp , [zelfstandig naamwoord] , ankertje. De boot kwam aan n wörpie ten anker. (G. Elst.)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
worp , wurp , zelfstandig naamwoord , 1. Worp. 2. Bepaalde hoeveelheid: één worp was 4 bos wortelen.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
worp , wórp , mannelijk , wurp , wurpke , worp; gooi. De kanien haet ’ne sjoone wórp jónge: het konijn heeft een mooie worp jongen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
worp , worp , wörp , 0 , worpen , (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Kop van Drenthe). Ook wörp (Noord-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied) = 1. worp Ie magt mit klootschieten de eerste worp doen (Ker) 2. aantal geboren jonge dieren Een wörp van zes jongen (Zwin) 3. ijzeren ring aan een zeis, voor bevestiging van het mes (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe) De wörp van de zende is kepot (Nije), z. ook bijworp, strop 4. hoeveelheid (Zuidwest-Drenthe, zuid) Een worp takkebossen is vieve bij mekaar (Zdw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
worp , wörp , worp. (wörpen)
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
worp , wùrrep , zelfstandig naamwoord , rug, door de ploeg opgeworpen snede. * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
worp , worp , wörp , zelfstandig naamwoord , de 1. het werpen, keer dat men werpt 2. resultaat van werpen, de hoeveelheid die in één keer wordt geworpen, bijv. een wörp zaod 3. breedte van een baan die men neemt bij het handmatig zaaien of het strooien van kunstmest 4. zoveel biggen als een varken in één keer baart
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
worp , wuerp , zelfstandig naamwoord, mannelijk , wuerpe , - , worp
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
worp , wöörep , worp
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
worp , wörp , zelfstandig naamwoord , worp.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal