Woord: winterdingen
winterdingen , winterdinge
, winterkleren. haolt de winterdinge mar ’s uit de káást, want ’t is Allerhèlligen, vanaf Allerheiligen, 1 november, tot aan Pasen, droeg men winterkleren. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
winterdingen , winterdinge
, winterkleren Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |