elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: wateren

wateren , gewetert kalf , met melk gemest kalf.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
wateren , wateren , het vee drenken
Bron: Boers, B. (1843), [Goerees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
wateren , wateren , het vee drenken
Bron: Boers, B. (1843), [Overflakkees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
wateren , wetteren , werkwoord , buitengemeene drukte of lawaai geven of maken, hier ook spannen genoemd.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
wateren , wateren , transitief werkwoord , drenken, het vee water toedienen. Gewoonlijk watert men het gestalde vee twee malen per dag, soms ook 3 of 4 maal.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
wateren , wâteren , [werkwoord] , het vee op den stal drenken. Ook Goer. en Over-Flak. Angels. wæterian. Eng. to water. Fri. borne. Nd. börnen. Ook het water tot zijn gebruik uit eene put nemen. H.iv.42.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
wateren , waotern , wetern, wettern , het vee water geven, drenken, Gron. woatern; Ommel. Landr. IV, 42, 43: wt een Putte wateren. (v. Dale: wateren = laten drinken, naar het wed brengen, van paarden.)
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
wateren , [het vee voeren] , wetteren , zwak werkwoord , het natte voeder (zûpen) aan het vee geven.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
wateren , woatêrn , de beesten op stal van drinken voorzien, een deel der werkzaamheden van ’t vouern (= het vee op stal voederen en drenken); woateremmers = bakemmers (zie aldaar) = emmers die daartoe uitsluitend gebezigd worden; ofwoatêrn = de beesten drinken aanbieden kort vóór ’t naar bed gaan. Sedert een vijftigtal jaren is dit woatern zeer vergemakkelijkt, althans op groote boerderijen, door vóór op de stallen eene gemetselde steenen goot aan te leggen en daarmede eene pomp in verbinding te stellen, die òf zelf water geeft òf het uit de gracht aanvoert. Waar zulk eene inrichting ontbreekt moet het water met emmers uit de gracht gehaald worden, en ook het overstappen op den stal met zulk eene vracht (gangwoater) is lang geen gemakkelijk werk. Ommel. Landr. IV, 42, 43: wt een Putte wateren. Drentsch weteren, wetteren, waotern, Veluwe wèeteren, Overijselsch wettern = het vee laten drinken. (v. Dale: wateren, laten drinken, naar het wed brengen, van paarden). – Voor: zijn water loozen, geldt het als eene nettere uitdrukking dan het volstrekt algemeene pissen; kinderen gebruiken het echter nooit, en het ruwe volk zegt altijd: miegen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
wateren , wèteren , Vloeibaar voedsel geven; vooral aan kalvers.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
wateren , weetĕrĕn , (vee) drinken geven.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
wateren , wèteren , Vloeibaar voedsel geven; vooral aan kalvers.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
wateren , wiätteren , zwak werkwoord , nat voer geven aan het vee
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
wateren , waetere ,   ,   , de vleet waetere: de vleet aan het einde van de seizoen (teelt) schoon spoelen door de netten buiten boord te werpen en daarachter weer scheep te halen.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
wateren , wottern , [werkwoord] , 1 drenken. Wie wottern om vief uur; ‘s oavens wottern wie ook vroug òf.; 2 zijn water lozen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
wateren , wetrn , zwak werkwoord , 1 kalf met melk opfokken, 2 vee ’s morgens ’t natte voer geven
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
wateren , wéêtere , drenken (water geven aan het vee), water geven De beëste wéêtere Het vee drenken.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
wateren , woatern , 1. urineren 2. het vee drenken
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
wateren , watere , werkwoord , Ook: water geven aan het vee.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
wateren , watere , wetere , werkwoord , de koeien op stal van drinkwater voorzien (KRS: Hout) Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 141). In het oosten van de Kromme-Rijnstreek komt wetere voor als specifieke aanduiding voor het water geven met behulp van emmers; dit ter onderscheiding van de watervoorziening via de *zul . Zie hoofdstuk 4, punt 1: de boerderij .
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
wateren , wèteren , het vee te drinken geven.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
wateren , wateren , wateren, ewaterd , plassen.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
wateren , wetteren , wetteren, ewetterd , het vee te drinken geven.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
wateren , watern , zwak werkwoord, overgankelijk , Var. als bij water = 1. voor de duurzaamheid gedurende langere tijd in het water laten liggen van hout Die dennen moet eerst waterd worden, aans bint ze niks wèerd (Hijk), Die draodpaolen bint waterd (Hoh), Aj holt watert, trekt de sappen der zachiesan uut (Ruw) 2. urineren De jongens mussen eerst èven watern (Hgv), z. ook pissen 3. water geven (Midden-Drenthe), z. ook wetern
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
wateren , wetern , wettern, wètern, watern, waotern, waetern , zwak werkwoord, overgankelijk , (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe). Ook wettern (Pdh, Scho) wètern (Zuidwest-Drenthe, zuid), watern (Midden-Drenthe), waotern (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), waetern (Zuidwest-Drenthe, zuid) = water geven, drenken Vèegt de geute èven uut, dan kunne wij wetern (Ruw), As de koenen ewèterd mussen worden, musse wij wel een ure pompen (Bro), (zelfst.) Nao het wetern kriegt ze nog een toppien heui (Sti)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
wateren , witteren , 1) (het vee) te drinken geven; 2) hout in water leggen om hard te worden.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
wateren , weteren , (Kampereiland, Kamperveen) dieren drenken
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
wateren , wèètere , werkwoord , drinken geven, aan de beesten. ww - drinken geven, uit een emmer, aan kalfjes.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
wateren , wèètern , 1. het vee water geven. 2. gekapt hout in het water leggen. Gewèèterd holt is duurzamer.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
wateren , waeteren , bijvoeglijk naamwoord , lett. van water: waeteren roggenbri’j pap van rogge en water
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
wateren , waeteren , werkwoord , 1. wateren: van hout, nl. door het een tijd in het water te laten liggen gaver, duurzamer maken 2. z’n urine lozen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
wateren , weteren , werkwoord , water geven aan het vee
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
Wateren , Waoteren , zelfstandig naamwoord , et; plaatsnaam: Wateren, nabij Else
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
wateren , [water geven] , wittere , drinken geven (dieren)
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
wateren , wittere , dieren water geven.
Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect.
wateren , weteren , waeteren , 1. laten drinken van vee; 2. vetmesten; waeterkalf, kalf dat nog vloeibaar eten krijgt.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
wateren , wétere , werkwoord , wétertj, wéterdje, gewéterdj , 1. afwateren 2. vlas bewerken met behulp van water
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
wateren , weêtere , wieëtere , werkwoord , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; onder water laten lopen; tweede vorm Weerts (stadweerts); onder water laten lopen, weken
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
wateren , waotere , zwak werkwoord , wateren, urineren; WBD III.1.1. lemma urineren  - ook in Tilburg
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal