Woord: voorkind
voorkind , veurkind , veurkiend
, voorkind. Zie: veurdochter. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
voorkind , vörkiend , onzijdig
, voorkind (geboren in een ongehuwde staat.) Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
voorkind , veurkénjt , onzijdig
, veurkénjer , veurkinjtje , voorkind. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
voorkind , veurkind
, voorechtelijk kind. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
voorkind , veurkind , 0
, voorkind, kind geboren voor het huwelijk of uit een eerder huwelijk Ze haar al een veurkind, toen ze trouwde (Bal), Die beide hebt twei kiender en een veurkiend (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
voorkind , vèurkeind
, kind uit een vorig huwelijk, voorechtelijk kind. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
voorkind , veurkiend
, voorkind Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
voorkind , vurkiend , zelfstandig naamwoord
, voorkind, uit ’n vorig huwelijk. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
voorkind , veurkiend , zelfstandig naamwoord
, et; voorkind, met name: onwettig voorkind Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
voorkind , voorkind , zelfstandig naamwoord
, voorkinders , voorkindjie , onecht kind van een moeder die later trouwde Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
voorkind , vëurkeend , vuurkeend , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, vëurkeender , - , bastaard , VB: Vreuger wäor e mèitske mêt e veürkeend 'n sjan vuur de femiélie.; vuurkeend; voorkind vëurkeend (mnl. 'vorekint: o.a onecht kind) Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
voorkind , vurkèìjnd
, voorechtelijk kind Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
voorkind , vurkiend
, een kind dat vóór het huwelijk al is geboren. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
voorkind , veurkind , zelfstandig naamwoord
, voorkind, een kind dat voor het huwelijk geboren is, of uit een vroeger huwelijk. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
voorkind , vurkiend
, kind van ongehuwde moeder Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
voorkind , vurkèijnd
, voorkind Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
voorkind , veurkind , veurkiend, veurdeern, veurjong
, voorkind, kind dat voorafgaand aan het huwelijk geboren wordt of uit een eerder huwelijk is. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
voorkind , voorkiend , vurkèènd , zelfstandig naamwoord
, bastaardkind (West-Brabant); vurkèènd; bastaardkind (Den Bosch en Meierij; Tilburg en Midden-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
voorkind , vuuerkindj , onzijdig
, voorkind , Vreuger waas ei vuuerkindj toch ei bitje ein sjanj. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
voorkind , vuuërkîndj , veûrkîndj , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, vuuërkîndjer/veurkîndjer , vuuërkindje/veurkindje , tweede vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; kind, vóórhuwelijks Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
voorkind , vurkèènd , zelfstandig naamwoord
, Henk van Rijen - voorkind, kind van voor het huwelijk; Frans Verbunt (1996) - vurkènder - kinderen uit een eerder huwelijk; WBD III.2.2:74 'voorkinderen' = stiefkinderen; WBD III.2.2:74 'voorzoon', 75 ‘voordochter'; WBD III.2.2:112 'voorkind' = bastaard, ook 'voorloper'; WNT VOORKIND - 1) kind uit een vroeger huwelijk; kind, vóór het huwelijk geboren; onecht, natuurlijk kind Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |