elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vooraf

vooraf , vooraf , (in geschrifte, meervoud vooraffen), afzonderlijk deel eener veenderij boerderij te Stads-Kanaal en ook te Wildervank. Het is eene strook grond van de breedte afgenomen, denkelijk om daardoor het leggen van kostbare bruggen te vermijden en bouwterrein te verkrijgen. Zie Reglem. Waterschap Valthe art. 6, no. 75, 76, enz.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
vooraf , veuròf , [bijwoord] , vooraf. Ain veuròf woarschaauwen; wie hebben ‘t ter veuròf = voor de wind.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vooraf , veuròf , zelfstandig naamwoord onzijdig , ook: vròf (Veenkoloniën) =stuk land aan ‘t diep. Mv. veuròvven. vròvven.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vooraf , vrof , zelfstandig naamwoord onzijdig , Zie veuròf; vrenne; vronder
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vooraf , veûraf , vöraf , van te voren, vooraf.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
vooraf , veurof , vooraf, kamp land direct achter de boerderij gelegen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
vooraf , veuraaf , vooraf. Veuraaf betaalste mich de sjout, die noch hink te kreeë: vooraf betaal je de schulden, die er nog zijn.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
vooraf , veureuf , uitroep bij het knikkeren als de schietknikker in het potje terecht komt. De speler moet dan opnieuw aan de beginstreep (“euf”) beginnen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
vooraf , veuròf , vooraf.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
vooraf , veurof , bijwoord , vooraf, tevoren Veurof hew een borreltien nummen (Sle), Veurof wet elk wel, hoou of het mot, mor as het zowied is, holdt elk zuk stil (Eex), A’k dat veurof weeiten har! (Zey), Daor is hielwat an veurof egaone (Zdw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
vooraf , veurof , 0 , veuroffen , (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe) = voorkant van de veenplaats, waar begonnen werd met het graven van een splitting ‘Een vooraf is het voorste gedeelte van een plaats dat door het hoofdkanaal van de plaats is afgesneden. Het is dus het gedeelte vóór van de plaats af’ (hd:Vtm), Op de veuroffen stunden vaak arbeidershoesies van mèensken, die op het veen warkten (Wee), z. ook kop
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
vooraf , vèuraf , vooraf. ge moet door vèuraf betaolen, je moet daar van te voren betalen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
vooraf , veuraf , vooraf.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
vooraf , veurof , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. vooraf 2. voor de wind
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
vooraf , vuraf , veuraf , vooraf
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
vooraf , veurof , bijwoord , vooraf, van tevoren, allereerst. Zie ook: veuruut.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
vooraf , veuraf , vuraf , vooraf, van tevoren , Veuraf betâle! Vooraf betalen!
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
vooraf , vuueraaf , vooraf
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
vooraf , vuuëraaf , veûraaf , bijwoord , tweede vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; vooraf
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
vooraf , veuraaf , vooraf
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal