elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: Sara

Sara , Soaroa , (= Sara). In ’t Oldampt hadden (of: hebben) de meisjes een reidans, waarbij zij elkander aan den schoot van het kleed vasthouden, en waarvan het laatste van den deun luidt: Soaroa, Soaroa, Pak achter an mien koaroa! In Oost-Friesland begint het met: ringel-rangel-rosen, schöne aprikosen, enz., en er komt ook in voor: fât achter an mîn kare. Op ’t Hoogeland kent men een dergelijk spel en zingt er bij: lou, lou, lat, pak moar achter an mien gad. Dit koaroa, Oostfriesch kare, zou hetzelfde woord zijn als het Oud-Friesch gare = kleed, opperkleed, gewaad, schoot van een vrouwenkleed, enz. Bij v. Dale: gerfkamer = sacristie eener kerk, consistoriekamer, eertijds kleedkamer der geestelijken, en van het verouderde gerwen, dat bereiden, toebereiden (zich kleeden) beteekende, wijl de priester zich daar aankleedde; zie aldaar art. gerfkamer. Bij Kil. gaerwen, gerwen = bereiden, toerusten, gereed maken, opschikken, enz.; gaerwen = touwen (het leder); gaerwer = leertouwer; gaerwkamer = sacristie; Oostfriesch garfkamer, oudtijds: gerkamer of garkamer, Nederduitsch gärkamer, garfkamer, garvkamer, garwekamer, van: garwe = Oud-Hoogduitsch garawi = kleeding, gewaad.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
Sara , Soaroa , in ʼt Oldambt begint een meisjesdans met de woorden: Soaroa, Soaroa, pak achter an mien koaroa. Volgens sommigen is dit koaroa het Oudfriesch “gare” = opperkleed, schoot van een vrouwenkleed; vandaar ʼt verouderde gerfkamer = kleedkamer. Zie echter koaroa * (bl. 535.)
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
Sara , Seere , Seertien , eigennaam , Saar, Saartje
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
Sara , Soaroa , Soare , [eigennaam] , 1 Sara.; 2 feeks. Koopman Maaier zien vraauw is n Soaroa van n wief (G. Blas).; 3 Dij Soaroa! = Duivel nog toe! basterdvloek.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
Sara , [vrouwennaam, feeks] , Soaro , TL 933. 1. Sara. Ook Soare. 2. Een feeks, een helleveeg, (verbastering van Soatan?) Koopman Maaier zien vraauw is anlieks ’n soaro van ’n wief. (Geert Blas.) Dij Soaro! = duivel nog aan toe! (basterdvloek.) Dij Soaroze keerl! Het geheel lijkt bijna onontwarbaar. Essentiëel voor ons is de verbinding van de eigennaam Soaro (waarmee een speciale Sara kan zijn bedoeld), een met name bekend gebleven helleveeg. Deze verbinding kan overgegaan zijn in het taalgebruik. Waarbij de “joodse” interpretatie aannemelijk wordt. Ter Laan denkt (wetensch. uiteraard onhoudbaar) aan taal-associatie met Soatan. Voor de door mij gesuggereerde associatie met jeudn, pleit het voorbeeld van koopman Maaier. Het begrip “Soaroze” (ik denk in een geheel andere richting) staat daar buiten.
Bron: Meijer, J. (1984). Tolk van ’t Olle Volk – Joods Supplement op het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan. Heemstede
sara , saaraa , mannelijk , saaraas , rakker.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal