Woord: vetmesten
vetmesten , vetmesten , [werkwoord]
, Ik zel die vetmesten! = ik doe niets (meer) voor jou. Schertsend: ik zel die vetmesten mit hoaverdòppen (aaierdòppen)! Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
vetmesten , vetmeiste , werkwoord
, Vetmesten, in de zegswijze we zelle je vetmeiste!, ironisch voor: je krijgt geen eten meer, je denkt toch niet dat we je zullen vetmesten. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
vetmesten , vetmesten , zwak werkwoord, overgankelijk
, vetmesten Ik heb hier een best kosthuus. As ik niet oplette, word ik vetmest (Nam) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
vetmesten , vètmèèsten
, vetmesten. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
vetmesten , vètmiste
, vetmesten Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
vetmesten , vètmèste
, vetmesten Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
vetmesten , vetmeste
, ’k zal je vetmeste met scherp zand en kiezelsteentjies!, ja, ik ben daar gek om je te helpen! Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht. |