elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vaneen

vaneen , vanein , vaneen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
vaneen , vanèn , vaneen. hòlt die twéé heund ’s vanèn, haal die twee honden eens uit elkaar.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
vaneen , vannèn , vaneen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
vaneen , vanin , vaneen, uit elkaar
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
vaneen , vanein , 1. van elkaar, vaneen 2. uit elkaar, gescheiden
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
vaneen , vaneîn , vanein , 1. vaneen, van elkaar 2. uit elkaar zie ook oeteîn, oetreîn
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
vaneen , vaneîn , bijwoord , gescheiden, van elkaar, uit elkaar
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
vaneen , ván ein , gescheiden
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal