Woord: uithoren
uithoren , uetheuren , [werkwoord]
, uithooren (door slimheid en veinzerij). Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
uithoren , uut heuren
, zie: anheuren. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
uithoren , oethuure
, uithooren. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
uithoren , oetheure
, heurde oet, haet of is oetgeheurt , uitvragen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
uithoren , uutheuren
, heuren uut, uut eheurd , uithoren. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
uithoren , oethèuren , zwak werkwoord, overgankelijk
, uithoren Hij is slim neisgierig, hij wil elk oetheuren (Bov), Ote van hiernaost prebeert altied de kiender uut te heuren (Hav) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
uithoren , uithörken
, uithoren. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
uithoren , uut-euren
, uithoren Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
uithoren , uutheuren , werkwoord
, 1. door iemand lang en nadrukkelijk te vragen proberen alles te weten te komen 2. tot het einde van een liedje, muziek, een programma enz. blijven luisteren Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
uithoren , oéthure , werkwoord
, huurde oét, oétgehuurd , uithoren , uitvragen Zw: 'nnen oéthure tot op z'n hömp: iemand uitvragen om alles te weten te komen. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
uithoren , ùìjthörreke , hörreke
, uithoren Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
uithoren , uuteuren , werkwoord
, uithoren. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
uithoren , uithùrre
, uithoren Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
uithoren , oethuuere
, uithoren Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |