Woord: tweedehands
tweedehands , twiedehaands , twiederhaands , bijwoord
, Ook twiederhaands = tweedehands Hij hef veur zien zeun weer een tweidehandse fietse kof (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tweedehands , [niet nieuw] , twèddehands
, tweedehands. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
tweedehands , twiedehaans , tweedehaans , bijvoeglijk naamwoord
, 1. tweedehands 2. zo dun dat men het met beide handen zou moeten vasthouden, bijv. een twiedehaans plakkien koeke d.i. erg dun Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tweedehands , twêêdehááñs , bijvoeglijk naamwoord
, tweedehands Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
tweedehands , twiederhan
, tweeërlei Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
tweedehands , tweddehans
, tweedehands Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
tweedehands , twiede-ands , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, tweedehands. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
tweedehands , tweehandse snee
, dunne snee brood. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
tweedehands , twiddehaans , bijvoeglijk naamwoord
, tweedehands; Mar we zèn wèl frêet op onze Willem tweej. Hij is twiddehaans, mar dè kan ons niks verschille, want in Den Haag zon zum toch niemir wille, ons Heuvels pronkstuk, èn wij doent er gèère meej. (Henriëtte Vunderink; Tilbörg; k Zal van oe blèève haawe, 2007) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |