elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tus

tus , tusch , heide of broekgrond, gewoonlijk met kuilen en ruigte, gagel en klein houtgewas doorsneden.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
tus , tus , mannelijk , turf.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
tus , tus , in de war.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
tus , tus , handvol.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
tus , tus , zelfstandig naamwoord , zode (Den Bosch en Meierij; Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
tus , tus , zelfstandig naamwoord, mannelijk , moerassige grond
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
tus , dus , zelfstandig naamwoord , "broekturf, groesturf, tus; N. Daamen - handschrift 1916 - ""dus - losse turf, broekturf""; A.P. de Bont: tos – idem."
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal