Woord: traktement
traktement , traktemint , zelfstandig naamwoord onzijdig
, traktement. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
traktement , traktement , onzijdig
, zakgeld. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
traktement , traktement , zelfstandig naamwoord
, Ook: verouderd voor tractatie. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
traktement , traktement , onzijdig
, traktemente , traktementje , traktement. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
traktement , traktemènt
, zakgeld. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
traktement , traktemènt , zelfstandig naamwoord
, zakgeld. Als kind kreeg ik ’s zondags twee centen traktemènt met de vermaning die niet meteen helemaal op te maken. Ontleend aan het Franse traitement. Een minder gebruikt woord is preej (zie aldaar). Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
traktement , traktement , 0
, traktementen , loon, traktement Een onbezoldigde kun joe proces verbaol maken, mar dei har gien traktement (Bov), Dat bint van die mèensen, die een dik traktement hebt (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
traktement , traktement
, zakgeld. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
traktement , traktement
, (Gunninks woordenlijst van 1908) traktement Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
traktement , traktemènt
, zakgeld , Mi de kèrmus góng’de zó’mér wa toerlezjoere nèt zó’lang toew’dew traktemènt óp was. Met de kermis ging je zomaar wat uit, net zolang totdat je zakgeld op was. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
traktement , traktement , zelfstandig naamwoord
, et; salaris, loon Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
traktement , traktemeent , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, traktemeente , traktemeentsje , traktement , VB: Wat wäor 'r bly wie 'r vuur d'n ieste kier ze traktemeent haw krège.; wedde (vero.) VB: Wat wäor 't menneke gruutsj wie 'r vuur d'n ieste kier ze traktemeent mêt hèivers krèg. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
traktement , traktement
, zakgeld Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
traktement , [zakgeld] , traktemènt
, zakgeld; zie ook sondesgèld Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
traktement , traktement , trektement , zelfstandig naamwoord
, zakgeld (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland; Land van Cuijk; West-Brabant); trektement; zakgeld (Tilburg en Midden-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
traktement , traktement , onzijdig
, traktemente , traktementje , salaris, honorarium Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
traktement , traktemènt , trèktemènt , zelfstandig naamwoord
, tractement; meestal het geld dat een man van het weekloon mocht behouden voor zichzelf; Mandos - Brabantse Spreekwoorden - 2003 - et weer is goed, zi den boer, as et trèktemènt ók mar goed was (Si’67); Kees en Bart - in Tilburgsche Post 1922-193? - 'trektement' (passim); WBD III.3.1:138 'traktement' - zakgeld - Haar tractemènt - zakgeld; A.P. de Bont – Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - zelfstandig naamwoord o. - traktement, zakgeld dat een boerenjongen resp. een man van zijn ouders resp. van zijn vrouw voor de zondag krijgt. Jan Naaijkens - Dès Biks – (1992) - traktemènt zelfstandig naamwoord – zakgeld Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |