Woord: toren
toren , tóren , mannelijk
, toren. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
toren , toren
, voor: gevangenis, daar de dorpstorens vroeger dienden om de overtreders der wet voorloopig verblijf te geven; hij komt ’n nacht in toren; de veldwachter brengt ’n kerel in toren. Thans is het woord in die beteekenis verouderd. Vgl. bais. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
toren , toeër
, een zeer groote spijker, havast. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
toren , tore
, tores , teureke , toren. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
toren , tooren , mannelijk
, toorens , töörentien , toren Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
toren , torent , ,
, toren. Viertorent. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
toren , toorn , [zelfstandig naamwoord]
, toren. Onder de merkwaardigste in de provincie na de Martini de Juvvertoorns van Schildwolde en Onstwedde, verder de torens van Slochteren, Loppersum, Stedum, Tolbert en Midwolde bij Leek met hun zadeldak. Inplaats van de haan staat soms een paard op de toren. Woltersum vertoont een zwaan, Slochteren een pauw, Zuurdijk een meerman. Merkwaardig is ook de geschuttoren van Ewsum bij Middelstum, waarvan nog het onderstuk over is met het opschrift: Anno 1472 heeft jr. Onno van Eussum dit gebouwt tegens de wille van Groningen. || peerd; pienappel; zustertorens Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
toren , toorn , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, toorns , tuerntjen , toren Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
toren , toore , mannelijk
, toores , tööreke , toren. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
toren , teurntie
, torentje. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
toren , toren , 0
, torens , toren Hij zit under de toren is in de toren opgesloten voor straf (Dwi), Hie lig achter de toren is overleden (Sle), Wij kriegt mooi weer, de kreeien maakt torens vliegen in een opstijgende spiraal (Ruw), Wij moet de baggel even in torenies zetten stapels turf in torenvorm (Eke), z. ook vuurtien *De kark is hoger as de toren gezegd als de vrouw groter is dan de man (Scho); Zal ik je even de Gröninger toren laoten zien ‘spel’ waarbij een kind aan het hoofd wordt opgetild (Hoh), ook ...de toren van Babel (Bei), ...de glunige toren... (Hoh), ...de Möppeler toren... (Koe), z. ook Keulen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
toren , tòrre
, toren. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
toren , toren
, land dat spits toeloopt. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
toren , toren
, toren Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
toren , toorne
, teurntien , toren. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
toren , tórres
, torens , Héij kan gin vrimde tórres zien. Hij kan geen vreemde torens zien. Weet zich niet te gedragen in een andere omgeving. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
toren , toën , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, tuün , tuünsjes , toren , VB: D'n toën van de kërk van Groéselt ês uüveraal bekênd ömdat 'r sjèif sjtèit. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
toren , tôrre
, toren Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
toren , tôôreke
, torentje. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
toren , toren , zelfstandig naamwoord
, teurentien , toren. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
toren , tórre
, toren, kerktoren Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
toren , toorne
, toren; toornelujer, klokkenluider. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
toren , toeare , mannelijk
, toeares , tuuerenke , toren Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
toren , toeëre , zelfstandig naamwoord
, toeëres , tuërke , toren Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
toren , toôre , toeëre , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, toôres/toeëres , teurke/ , eerste vorm Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); toren Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
toren , toore , torre , zelfstandig naamwoord
, toren; Mandos - Brabantse Spreekwoorden - 2003 - die ónder de schaoj van den toore woone, die zèn me te fèèn (D.’16); Mandos - Brabantse Spreekwoorden - 2003 - haole ze bij jöllie saoves de toore nòg binne ('72; - smalend tegen mensen uit Enschot; Mandos - Brabantse Spreekwoorden - 2003 - teege de tooren omhôo zinge (Pierre van Beek - Tilburgse Taalplastiek 1971) - uiting van waardering voor de kwaliteit van het zangkoor; Dirk Boutkan (1996) - tórretje; (blz. 51) toore - torretje; WBD (III.3.3:75) toore, klòkketoore = kerktoren - ik zie zo gèère al die toores; A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant (1937) - toore (krt. 61); A.P. de Bont – Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - zelfstandig naamwoord m. - toren Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
toren , taore
, tör , törke , toren Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |