elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tevoren

tevoren , te veuren , [bijwoord] , te voren. Doar heb ik nooit van te veuren, vanderveuren, van heurd. || veuren
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tevoren , veuren , [bijwoord] , Zie in 't veuren; noa veuren; te veuren; van veuren
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tevoren , van tevörres , van tevoren.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
tevoren , te veuren , van te voren.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
tevoren , teveuren , bijwoord , tevoren Je weiten van teveuren neit wat het worden wil (Vri), Dat hebt ze teveuren aoverlegd (Hgv), Daogs teveuren was alles nog goud (Row), Dat moej van teveuren wel ofspreken (Nije), Dan moej van te veuren nog even bij de winkel angaon (Bei), Dat ha’k je van tevèuren wal vertellen kund (Bei) *Aj alles van teveuren weit, kom ie mit een dubbeltie de wereld rond (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
tevoren , tevèurre , tevoren.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
tevoren , tevurre , tevoren , Van tevurre héd'de nog mér veul wéérek meej zó'n fist, daor hé'k wél wa schrik af. Van tevoren heb je nog maar veel werk met zo'n feest, daar heb ik wel wat schrik van.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
tevoren , teveuren , bijwoord , tevoren
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
tevoren , tevurre , tevoren
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
tevoren , tevurre , tevoren.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
tevoren , teveuren , bijwoord , tevoren.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
tevoren , tevurre , tevoren, eerder , Ás ik dè van tevurre geweejte ha, dan hájk ’t nie gedòn. Als ik dat van tevoren geweten had, dan had ik het niet gedaan.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
tevoren , tevuuere , tevoren
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
tevoren , teväöre , tevoren
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
tevoren , teveure , tevuuëre , bijwoord , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); tevoren
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
tevoren , tevurre , bijwoord , tevoren; GD08 tevurre wòrter alles òn gedaon; Audio-opname 1978 – Dhr. Bertens – “Dan moeste gij hil de week deur, dan wast hier smòndags mèrt, aacht daoge ven tevurre wier der meej die koej geleurd dur de stad heen…” (Collectie Heemkundekring Tilborch; transcriptie: Hans Hessels
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal