elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tateren

tateren , tateren , zonder ophouden, flaauw, vervelend voortpraten.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
tateren , tâteren , [werkwoord] , snappen, gelijk de kleine kinderen, wanneer zij beginnen te spreken. Ook Dre. Kil. vertaalt het door: titubare, balbutire, imperfecte loqui. Verg. het Eng. tattle en het Hd. tateln, täteln. Nd. tattern.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
tateren , taotern , de eerst poging van kinderen om zich verstaanbaar uit te druuken, de woorden zoo gebrekkig uitspreken dat men er niets van verstaat. Bij Halma en v. Dale tatewalen = krom praten, de woorden slecht uitspreken, inzonderheid van kinderen; Weil. v. Dale. Kil. tateren = stamelen, stotteren. Eng. to tattle. snappen. Oostfr. tatern, tottern = babbelen, snateren, zotteklap uitslaan.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
tateren , tatêln , Op de vroeger in Westerwolde in gebruik zijnde spinmoalen bleven de vrijers uit blooheid eerst eene poos in de gang staan en maakten allerlei vreemde geluiden om van hunne aanwezigheid te doen blijken; deze soort van sprake noemde men tatêln. Ofschoon nu de spinmalen aldaar tot het verledene behooren is het tateln nog niet geheel in onbruik, nl. wanneer de oude lui afwezig zijn, en de jongen, zoo dienstbaren als kinderen, vrijaf hebben. ‑ Zal zijn: toatern het beginnen te praten van kleine kinderen, dus: onverstaanbaar spreken, bij Kil. v. Dale: tateren = stamelen, tatewalen, krom praten, de woorden gebrekkig uitspreken.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
tateren , toatêrn , de eerste pogingen van kinderen om zich verstaanbaar uit te drukken, de woorden zoo gebrekkig uitspreken dat men er niets van verstaat; ook Drentsch Bij Halma en v. Dale: tatewalen = krom praten, de woorden slecht uitspreken, inzonderheid van kinderen; Weil. v. Dale Kil. tateren = stamelen, stotteren; Engelsch to tattle = snappen; Middel-Hoogduitsch tateren = babbelen, zwetsen, kletsen; Oostfriesch tatern, tottern = babbelen, snateren, zotteklap uitslaan. Vgl. ook: tatêln.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
tateren , tjoatern , [werkwoord] , naast toatern. , (Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tateren , toatern , [werkwoord] , tateren, snappen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tateren , toatern , tateren, geluiden van het kind voor het kan praten
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
tateren , tatere , werkwoord , Schel, snel en onophoudelijk praten.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
tateren , taatere , druk praten.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
tateren , tatern , zwak werkwoord, onovergankelijk , Var. als bij tater II = 1. kakelen, snateren Moej die vrouwlu is heuren taotern (Rod), Die tatert maor deur (Flu) 2. geluiden maken van baby’s Het kind begunt al te taotern (Vri), Moej dat poppie is heuren taotern, net een grote (Eex)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
tateren , taotelen , druk en onverstaanbaar spreken, zoals kleine kinderen vaak doen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
tateren , täöteren , 1. voortbrengen van geluid door baby’s; 2. kwetteren van vogels; 3. kletsen; täöterd, praatjesmaker; täötgat, vrouw die veel kletst (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
tateren , tatere , tatertj, taterdje, getaterdj , snel en druk door elkaar heen praten
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal